water. Helaas het mocht niet baten. Hogere machten grepen in en mijn boom, staande in de binnenbocht van de Molenkrochtlaan moest - toen al! - het veld ruimen voor een betonnen paaltje, dat het verkeer in het rechte spoor moest houden. De teleurstelling was natuurlijk groot en dit was mijn eerste deuk in het vertrouwen in de overheid! Voorbij de Molenkrochtlaan was er aan de linkerkant van de Sint Antonius- straat een sigarenwinkeltje annex kapper van de heer Bleeker. Schuin daar tegen over, op de hoek van de Kruisweg (nr. 28) stond, en staat nog steeds, een wit huis. Voordat de oorlog in 1940 uitbrak had dat huis een intrigerende naam. In letters stond er Swastika, terwijl daarboven een hakenkruis was aangebracht. Wij, als kin deren, hadden er geen idee van wat dat betekende. Maar later werd dat wel anders toen in 1940 ongenode en onge wenste gasten uit het oosten ook in Bergen hun bivak opsloegen. De twee oude dames die in het witte huis woon den, lieten toen de naam en het haken kruis snel verwijderen! Aan de andere kant van de Kruisweg woonde de aannemer Min, een bekende naam in Bergen. Er was nog een huis (nr. 35), dat een naam droeg die op het eerste gezicht moeilijk was thuis te brengen, Myosotis - vergeet-mij-nietje. Onze over buurvrouw, mevrouw Ramakers woonde daar. Behalve de eerder genoemde aanne mers, Noort en Min, woonden in het laat ste deel van de straat nog een paar tot het bouwbedrijf behorende vakmensen, nl. de schilders Wagtcndonk(nr. 43) en Hoogland (nr. 47), de loodgieter Druiven (nr. 45) en de timmerman Kerkhoven (nr. 36). Nu zijn we gekomen aan het einde van de Sint Antoniusstraat waar die uit komt op de Loudelsweg. Aan de ene kant had bakker Vijn zijn bakkerij en winkel en daar tegenover was de dames- en herenkapper Ticlenburg. Recht voor de straat stond aan de Loudelsweg een hoog ijzeren hek en daarachter het, nu afgebroken, Sint Antoniusgcsticht waaraan de straat haar naam te danken had. Naar aanleiding van een soortgelijk initiatief om oude herinneringen op te halen van de Haagsche Courant in het najaar van 2001 schreef de redacteur van deze krant, Casper Postmaa, het volgen de: Niets is bij geschiedschrijving zo onbetrouwbaar als onze eigen herinne ring. Zij brandmerkt gebeurtenissen die objectief gezien wel meevielen en verheft de jeugdjaren met terugwerkende kracht tot een periode van gelukzaligheid.' Dat zal zeker waar zijn. Gelukkig maar, zou ik willen zeggen. Het bovenstaande was de, misschien wat persoonlijk getinte, herinnering aan mijn jeugd in het Bergen van vroeger. Herinneringen die wellicht wat mooier zijn dan de werkelijkheid van toen, maar die ik mij niet wil laten ontnemen. Als iemand die dit leest van mening is dat wat ik geschreven heb en als de waarheid zie, niet helemaal klopt met wat hij of zij zich herinnert, dan kan hij of zij best wel eens gelijk hebben. Overigens werd ik door mijn zus Tiny op het goede spoor gehol pen als soms mijn geheugen tekort schoot. Ik herinner mij Bergen in de eerste decennia van de twintigste eeuw als een rustig dorpje, gelegen tussen de duinen en de polders, waarvan de paar duizend inwoners de termen 'onthaasten' en 'stress' nog niet hadden uitgevonden omdat er geen aanleiding toe was. Een samenleving van dorpsbewoners, die ondanks de vaak krappe beurs cn het gemis aan alles wat wij nu aan de 'voor uitgang' hebben te danken, misschien wel gelukkiger maar vaak ook met meer tevredenheid leefden. In ieder geval was het Bergen voor de kinderen van toen een bijna volmaakt oord om op te groeien. 51

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2002 | | pagina 21