Henk J. Bos I De straat waarin wij woonden De Sint Antoniusstraat rij' jjegenover ons huis, waar nu nr. 33 staat, was toen nog een bosje, dat door liep tot aan de achtertuinen van de Stroomerlaan. Een mooie spcelgclegen- heid, hoewel dat toen nauwelijks nodig was, omdat de Sint Antoniusstraat zelf nog bijna geen verkeer had, en zeker niet met auto's. Ik herinner me de paard-en- wagen van de groenteboer. Vooral hij was voor ons een welkome bezoeker. Als je geluk had mocht je een eindje meerijden op de bok. En met nog meer geluk mocht je zelfs de teugels vasthouden. Dat vroeg trouwens niet veel stuurmanskunst, want het paard liep uit zichzelf ook wel van klant tot klant, maar de illusie bleef... De overige leveranciers kwamen met een fiets of handkar. De fiets met voor op een grote mand of een bakfiets. Arie Blankendaal, de kruidenier, de melkboe ren Klaas Bruin en Hoekstra, de slagers Grooteman en Koning en de bakkers Vijn en Van Tiel kan ik me nog voor de geest halen. De straat was toen nog niet geasfal teerd, maar was verhard met steengruis. 'Makkadamweg' zeiden we toen. Ir. Mac Adam, naar wie deze wijze van verharden was genoemd, zou zijn naam niet hebben herkend! Naast ons huis, waar nu de nrs. 40, 42 en 56 staan, bevond zich de tennisbaan van Koen Bogtman. Een man met een zwarte baard, die aan de Kruisweg woon de. Later werd het deel dat aan de Sint Antoniusstraat grensde opgeheven en werden er woningen gebouwd. In die tijd ook kocht mijn vader een strook grond langs ons huis om wat meer ruimte te hebben. Want de schutting van de tennis baan stond wel erg dicht bij het huis. Ik herinner me, dat in de schutting een deur zat waardoor tennissers ballen konden ophalen die buiten de baan geraakt waren, 's Winters werd de tennisbaan onder water gezet en tot ijsbaan omgevormd, 's Avonds verlicht en een draaiorgel op het ijs! Wij, de kinderen Bos, kregen bij de kachel de schaatsen onder gebonden waarna mijn moeder ons op haar rug naar de schuttingdeur van de ijsbaan bracht. Comfortabeler kon het niet! Jarenlang hebben wij daar gelukkig gewoond. Ik zelf tot 1941 toen ik Bergen verliet om o.a. in Arnhem te gaan stude ren. Door oorlogshandelingen gedwon gen kwam ik in 1944 terug naar Bergen, Ons huis Boswijck, Sint Antoniusstraat 38, 1925. (Foto: Henk J. Bos) 48 Laat ik eerst iets vertellen over hoe wij in Bergen terecht kwamen. Op 1 februari 1921 werd mijn vader als belastingambte naar - commies Bos, zoals hij weid genoemd - in Bergen aangesteld. In het algemeen is een belastingambtenaar - toen niet en nog steeds niet, vrees ik - de meest geliefde gast. Toch bleek, toen hij na 33 jaren in Bergen te hebben gewerkt, in 1954 met pensioen ging, dat hij bij vele Bergenaren zeer gezien was. Bij zijn afscheid in De Oude Prins kwam men van de meest onverwachte kanten met geluk wensen. Toen ook hoorden wij, dat hij in sommige schrijnende gevallen zelf de belasting voor onvermogende Bergenaren had betaald om beslaglegging te voorko men. Ook nu nog kan ik dagelijks genieten van enkele schilderstukken uit de Bergense School, die mijn vader van slecht bij kas zittende kunstenaars had gekregen en in ruil waarvoor hij hun belastingschuld betaalde. Begin 1921 betrokken mijn ouders een huurhuis aan de Kogendijk nr. 56, toen zo ongeveer het laatste huis richting Koedijk. Dat was mijn geboortehuis. Maar lang bleven we daar niet, want in 1923 verhuisden we naar Loudelsweg nr. 59. Daarachter was de bakkerij van Dirk van Tiel gevestigd. Aan de Loudelsweg werd in 1923 mijn zus Tiny geboren, die nog steeds in Bergen aan het Grootland woont. Inmiddels bleek, dat mijn ouders toch de voorkeur gaven aan een eigen huis en in 1925 verhuisden we opnieuw. Nu naar het huis dat zij zelf hadden laten bouwen, Sint Antoniusstraat 38, voor het niet onaanzienlijke bedrag van nog geen zevenduizend gulden! Het kreeg, en heeft ook nu nog, de naam Boswijck. En daar begint mijn verhaal over de straat waarin wij woonden. waar ik de verdere oorlogstijd als onder duiker doorbracht. De huidige bewoners van Boswijck, Alice de Boer (dochter van zus Tini) en Gerard Heinsbroek, hebben nog niet zo lang geleden mijn schuilplaats onder de vloer van een van de kamers terug gevon den. Lekker droog in het zand met een bed van stro, nog in uitstekende staat. Daar hoorde ik de Duitse laarzen van de Grüne Polizei boven me op de vloer stampen, zonder dat ze me vonden. Een schuilplaats, zo klaar voor een volgende klant, hoewel dat hopelijk nooit meer nodig zal zijn! Laten we nu beginnen met een wan deling door de Sint Antoniusstraat vanaf de Dorpsstraat richting Loudelsweg. Wat direct opviel was het witte huis van dok ter Poot, niet de latere junior, maar de vader daarvan. De eerste en enige autobe zitter van de straat, zoals Dick Langereis schreef in het novembernummer van de Kroniek van 2001. Als ik mij goed herin ner waren er in die tijd maar twee dokto ren. Dokter Poot en dokter Blok. Latei- kwam daar dokter Van Gelder nog bij. Aan de andere kant van de straat, op de hoek van de Dorpsstraat, stond en staat nog steeds het huis met de trapgevel- tjes, toen de tabakswinkel van de heer Vrasdonk. Aan de muur aan de zijde van de St. Antoniusstraat hing een kastje waarin de uitslagen, wedstrijden en mede delingen van de voetbalvereniging 'Berdos' een plaats kregen. Het volgende huis was de smederij van Hoebe (nr. 1). Dat daar toen nog paarden werden beslagen blijkt uit de hui dige naam: Travaille. 'Travallie' zeiden we toen. Dat was een soort houten raamwerk waarin paarden werden geplaatst, die nieuwe hoefijzers kregen. Op de hoek van de Molenstraat dreven Arie en Grietje Blankendaal, broer en zus, hun kruide nierswinkeltje. Arie kwam regelmatig 's morgens het boodschappenboekje opha len, een boekje voor de klanten, die daar in de bestelling noteerden, 's Middags werden de boodschappen thuis bezorgd. Service van de bovenste plank! Niks geen supermarkten van zoek maar uit en neem maar mee. Nee, Arie kwam fluitend met zijn transportfiets met een grote mand voor de boodschappen voorop, alles thuis brengen. Als we even een uitstapje maken door de Molenstraat dan zagen we daar de winkel en bakkerij van Buisman. Maar intrigerender was het winkeltje van Mien

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2002 | | pagina 18