Bergenaren vertellen over vroeger slecht gehad. Hij mocht zelfs iedere maand een pakket sturen naar zijn broer die ook in Duitsland te werk gesteld was. Op de fiets rijdt hij in 1945 terug naar Bergen en wordt daar na enkele jaren chauffeur op de Bergense bus: 'Het was een heel bijzondere bus, een Amerikaan van General Motors, die de 'Marshall hulpaan Nederland had geschonkener- reed er maar één van in Nederland. In de volksmond werd hij 'de stofzuiger' genoemd. Het was toen nog heel gemoe delijk op de bus, mensen hadden nog niet zo'n haast; oude vrouwtjes bracht je naar huis en hielp je uit de bus, bij mannen die naar hun werk moesten en zich verslapen hadden toeterde ik zó hard dat het licht aan ging; ze kwamen dan alsnog in de bus. We reden van de Bergerhout in Alkmaar via de Bergense Dorpsstraat naar de Stationsstraat en vandaar naar Bergen aan Zee of Camperduin. Bij pavil joen Minkema at ik vaak een uitsmijter, die ik meestal niet hoefde te betalen. De pauzes tussen de ritten waren langer, waardoor je ook meer de tijd had; in de winter nam ik wel eens mijn schaatsen mee en ging daarmee de Singel op. Je maakte nog lange dagen en was maar één zondag in de drie weken vrij. De meisjes van de Berger M.M.S. noemden me BUI Haley, nadat ik in 1954 (Alkmaar snor ren dam) mijn snor had laten staan.1 Als ik vraag naar bijzondere gebeurtenis sen op de bus krijg ik prachtige verhalen: 'Jany R. Holst nam altijd de stoel vlak achter mij, maar ik had die dag een konijn doodgereden en achter mijn stoel op de grond gelegd lekkere maaltijd toch?); hij ging toch op zijn vaste plaats zitten en keek onafgebroken naar het dode konijn, zonder iets te zeggen. De schilder Jan van Herwijnen stond soms midden op de Zeeweg te schilderen, dan stopte ik de bus, laadde hij zijn schil dersezel in en ging hij verder met me mee. Er reisde ook vaak een rechter van het Alkmaarse gerechtsgebouw met me mee. Nu had ik een keer een bon gekregen omdat ik in Schoort ergens had stilge staan, waar dat eigenlijk niet mocht. Ik wilde niet betalen en moest daarom voor komen. Toen de rechter uitstapte en tot de volgende keer zei, vertelde ik hem dat ik nu eerst bij hem op bezoek zou komen en waarom. Hij keek in zijn agenda en vroeg naar datum en tijd en zei toen dat ik niet hoefde te komen, hij zou het wel regelen. Ik kreeg later nog wel een bon thuisge stuurd voor een boete van twee kwartjes. De desbetreffende politieagent zat enkele maanden later in de bus naar Bergen aan Zee en het hoosde van de lucht. De bus was verder leeg en meestal reed ik die persoon dan wel naar zijn plaats van bestemming. Hij vroeg mij dan ook of ik hem bij de schietbaan af wilde zetten. Ik weigerde door te zeggen dat dat, volgens de regels, echt niet kon, zeker met een agent aan boord. Hij snapte de hint en ging stilletjes de nattigheid in. Piet had allang last van zijn rug, toen hij daarbij ook problemen met zijn hart kreeg werd hij op 54-jarige leeftijd afge keurd. Vanaf zijn dertigste verzamelde hij al ansichtkaarten van Bergen; de eerste had hij bij het aanvegen van de werkplaats van zijn vader gevonden. Het was een mooie hobby om naast de bus te doen, door de onregelmatige diensten kon hij geen lid worden van een vereniging. 'Het is een verslaving geworden; ik denk dat ik nu bijna alle ansichtkaarten die ooit van Bergen gemaakt zijn bezit, toch krijg ik ze nog graag om te ruilen. Naar beurzen gaan we niet meer, de prij zen van de kaarten zijn te hoog gewor den. In 1969 verscheen mijn eerste ansichtkaarten fotoboek, dat na één maand al herdrukt moest worden. Daarna zijn er nog twee verschenen. Er zijn van mijn ansichtkaarten ook twee kalenders uitgebracht, bovendien heb ik meegewerkt aan diverse herdenkings boekjes, zoals kortgeleden dat van de Petrus en Pauluskerk. Vorig jaar heb ik nog meegewerkt aan een lijvig weten schappelijk werk over krijgsgevangen- Schoolfeest Open bare Lagere School 1929, le klas. Met beide handen op het bord: Piet Mooi], Tiende van links ach teraan: Thijs Kroon, ■VIDIO-Thijs(Foto: Collectie Piet Mooij, Bergen NH). 50

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2001 | | pagina 56