KltE/iO potlm mijn moeder. Omdat zelfs een erfstuk niet veilig was in de handen van mijn vader, werd het geheel uit elkaar gehaald, het werkende deel onderzocht en een nieuwe uitvoering daarvoor ontworpen. In een paar dagen waren de onderdelen gefabriceerd, dank zij de faciliteiten van de Zwarte Schuur, toen De Manege gehe ten. Het staal werd gehard in de voorka mer van ons huis, want het was winter en de kachel was aan. Natuurlijk niet zonder mopperen van mijn moeder, want het stonk nogal en bovendien was het erfstuk nu onherkenbaar geworden. Het drijfwerk kwam van een oude boortol. De verticale as werd verbonden aan het grote kamrad en een poelie nam de plaats in van de boorhouder. De molen was ontdaan van de bodem en werd op een plank geschroefd. Aan het andere einde werd een kleine elektrische motor bevestigd en via een drijfriem aan de molen verbonden. De 'proefrit' werd een groot succes en de klanten stonden zich voor de deur te verdringen, dat spreekt. Al gauw hadden we meer klanten dan elektriciteit, want daar waren de autoritei ten maar karig mee. Het gevolg daarvan was om naar de klanten te gaan, waartoe de molen werd verdeeld in twee gedeeltes. De molen zelf ging in het koffertje en de motor met plank ging in een karretje ach ter de fiets. Er werd een zak met denap pels over gegooid en dan na schooltijd ging ik de klanten bezoeken. Al gauw kwamen ook de vele zwart handelaren, die het dorp rijk was, opda gen en die hadden de molen langere tijd in gebruik. Om de heren in de gaten te houden was ik of mijn vader erbij zodat ze niet meer dan afgesproken konden malen. Bovendien namen we het drijf- riempje mee voor we naar huis gingen, om ze niet in verleiding te brengen. Er werd 10 cent per kilo betaald, maar we werden ook in natura betaald, zodat we nooit zelf tarwe behoefden te kopen. Wanneer ik mijn huiswerk maakte weet ik niet meer, want vaak kwam ik pas thuis vlak voor het begin van de spertijd, lich telijk bestoven door het meel. Toen we naar Assen moesten eva cueren dachten we op dezelfde voet ver der te gaan, maar Drentenaren hadden geen tarwe, maar rogge en daar was de molen niet op gebouwd. Aan het eind van 1943 waren we terug, maar nu in Alkmaar en daar was nog meer vraag. Er waren een paar 'incidentjes' met de politie, maar ze keken gelukkig de andere kant op en wer den zelfs gewaardeerde klanten. Het ging goed tot september 1944, maar de schaarste aan elektriciteit en het feit dat ik niet meer op straat kon ver schijnen, maakten dat er een einde kwam aan dit avontuur: een uniek stukje werk tuigbouwkunde dat was voortgekomen uit de noodzaak om te kunnen eten. 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2001 | | pagina 43