Herinneringen van een Bergenaar ANNO ta90-\Q43 Een meelmolen in Bergen? gens gingen naar de 'roomse' school aan de Sint Adclbcrtuslaan, wat soms prakti sche bezwaren met zich meebracht. Na schooltijd moesten ze eerst naar de kerk voor 'het Lof' en wat ze daar moesten doen was niet helemaal duidelijk, maar ik ging wel mee, en om de tijd te doden werd de bal tegen de kerkmuur getrapt. Thomas, de koster, was niet zo geamu seerd en die protestantse jongen werd gedreigd dat de bal wel eens weggenomen kon worden. Dat was natuurlijk niet de bedoeling, omdat een bal ongeveer het meest begeerde en onontbeerlijke voor werp was, dat een jongen kon bezitten. De jongens die in de Sint Antonius straat, Kruisweg, Stroomerlaan en omge ving woonden hadden ook nog een voet balclub gevormd, waarvan Jaap Roozen- daal dc voorzitter was. Jaap had waar schijnlijk de bal. De rest van het bestuur werd gevormd door de andere spelers. Er werden fanatieke wedstrijden gespeeld tegen dc jongens van Tuindorp en omdat de meeste van hun leden ook naar de roomse school gingen, werden de wed strijden bekokstoofd gedurende school tijd. Er waren toen nog genoeg open veldjes in Bergen en de Dr. Van Peltlaan was meestal de plaats waar gespeeld werd. Eén club heette S.D.O. (Samenspel Doet Overwinnen) en de andere was S.D.W. (Samenspel Doet Winnen). Doelpalen bestonden uit overbodige of lastige kle ding. Soms waren er niet genoeg jongens die konden spelen en dan werden er spe lers geronseld die niet in onze buurt woonden. Een van hen was John Paping, die vaak door beide partijen werd aange zocht. Omdat in onze tuin een boom stond waarvan de vruchten gretig werden gegapt door de roomse schooljeugd, was het aanbod van een ongelimiteerde hoe veelheid van die uiterst zure bessen genoeg aanleiding voor John om voor ons uit de komen. Maar er werd niet alleen gevoetbald. Op de een of andere mysterieuze manier kwamen de knikkers voor de dag en dan werd er door het hele dorp geknikkerd. De jongens speelden 'bij dc kloet', het geen voor de gokkers een prachtspel was. Degene die tegen een andere jongen speelde, zeg maar voor 'een twintigje', liet de veertig knikkers op de rand van de 'kloet' vallen. De knikkers in de kloet werden geteld en als het een even getal was gingen alle veertig naar de tegenstan der en als het een oneven getal was, kon jij het in je zak steken. Meisjes deden het heel wat voorzichtiger. Op dezelfde geheimzinnige wijze kwamen de tollen voor de dag, waarvan de paddestoelvorm wel het meest gebruikt werd. Hele wedstrijden werden er gespeeld. Degene die het eerst eindigde, beginnend bij bakker Vijn, hoek Loudelsweg St. Antoniusstraat en eindi gend bij de kruidenierszaak van Blankcndaal, hoek St. Antoniusstraat Molenstraat, was de winnaar voor die dag. Als het regende waren de paddestoe len een dodelijk wapen, vooral voor de ramen die geraakt werden. Ze werden dan ook 'ruitentikkers' genoemd. En even plotseling als ze gekomen waren verdwe nen de tollen. Jongens gingen ook het bos in en sommigen, die goede klimmers waren, gingen in de lente eieren uit nesten halen. Later werden dc eieren dan voorzichtig van hun inhoud ontdaan. De moderne jeugd doet zulke dingen natuurlijk niet! De jongens en meisjes gingen ook naar het strand en niet alleen 's zomers, maar vaak ook in de herfst of winter, om te kijken wat er aangespoeld was. Als het erg gewaaid had, dan werd het bruine veen zichtbaar, een overblijfsel van een tijd wel heel lang geleden. Het duurde allemaal wel kort, die jeugd. Het naderde zijn einde op een mooie lentedag in mei 1940 en het was helemaal afgelopen bij de evacuatie van Bergen op een koude februaridag in 1943. Toen de jongens en meisjes elkaar weer zagen in mei 1945 was alles veranderd. Sommigen gingen naar een ander land, waar het heet was en als ze terug kwamen bicven ze even en gingen weer, veranderd en soms wijzer. Nu zijn ze allen wat ouder en niet meer de vlugge jongens en meisjes van toen. Ze lachen misschien niet meer zo vaak of zo spontaan en ze hebben veel vergeten dat ze eigenlijk beter vast had den moeten houden. Lang geleden stond er een meelmolen op de Krocht, vandaar Molenkrochtlaan, maar minder bekend was de aanwezigheid van een meelmolen in de Sint Antoniusstraat, die niet alleen uniek, maar ook draagbaar was en in een voetbal koffertje paste. Zo'n geel rieten geval met een riem er om heen. Heel oude voetbal lers kunnen het zich wel voorstellen. Toen de oorlog voortduurde en de voedingstoestand nijpend werd, gingen vele mensen tarwe kopen en bakten hun eigen brood. Die tarwe moest gemaald worden en sommigen gingen naar de Molen van Piet in Alkmaar en kwamen terug met meel. Dit was natuurlijk niet het meel van hun eigen betaalde tarwe, maar een mengsel van wat er die dag gemaald was. Pogingen om de wandkof- fiemolen in het proces in te schakelen waren gedoemd te mislukken vanaf het moment dat er over gedacht werd. Liet was zwaar werk! Toen mijn grootmoeder trouwde omstreeks 1890, kreeg ze als een van de huwelijksgeschenken een koffiemolen, die in de jaren dertig een erfstuk werd voor 36

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2001 | | pagina 42