Varkensfokkerij De Karperton en omliggende bedrijven
len om eten te koken.
Vanuit de woonkamer door een deur
was een trap naar boven naar de slaapka
mer, maar voor de slaapkamer keek je op
de open zolder van de woonkamers. Op
die zolder ging na de hooitijd de boeren
wagen, speciaal om het hooi thuis te
halen, helemaal uit elkaar in onderdelen,
tot de volgende hooitijd.
Achter de boerderij was het land
ingedeeld in kleine uitloopjes, afgerasterd
met vierkante eiken palen met harmonica
gaas erlangs. Onderaan het gaas waren
ijzeren platen vastgemaakt tot 10 cm in de
grond tegen het onderdoor wroeten van
de varkens.
Circa 20 meter achter de boerderij
stond een rij boetjes (schuurtjes) die dub
belwandig en met schroeven uitneembaar
waren. Met verhuizen zijn drie van die
boetjes meegegaan naar een bedrijf in
Koegras (gem. Callantsoog), dat mijn
vader voor twee jaar wist te pachten. Na
twee jaar werd het verkocht, twee van de
boetjes bleven daar achter, maar één boet-
je is steeds meeverhuisd. Voor mijn zoon
heb ik in 't Veld een bedrijf gekocht, waar
nu het boetjc in de tuin staat, circa 80 jaar
oud, zodat we nog een herinnering heb
ben uit de Bergcrmeer.
Door de eerder genoemde sloop van
boerderijen ten behoeve van de aanleg van
een vliegveld waren er vijf boeren
gedwongen te vertrekken. Voor hen als
pachters werd er geen cent schadevergoe
ding door het Rijk gegeven, je moest je
maar zien te redden. Ik heb het er nog
vaak over dat een boerderij van 16 jaar
oud vernield moest worden, een sterke
kapitale boerderij. Het is toch eeuwig
zonde geweest. Het was voor die tijd een
van de modernste bedrijven. Als het
vliegveld met was gekomen had ik er nu
waarschijnlijk nog gewoond. U kunt
begrijpen dat die boeren, die toen
gedwongen waren te vertrekken, emotio
neel heel wat hadden te verwerken. Als je
achteraf ziet dat het vliegveld nutteloos is
geweest voor de verdediging, waren die
boeren vóór de oorlog eigenlijk al onno
dig het slachtoffer. Mijn broer, geboren 5
december 1936, is in 20 jaar tijd zes maal
verhuisd met mijn vader; ze kwamen in
mei 1958 weer terug in Bergen aan de
Heerenweg in 't Woud.
Hier volgt een schets van de situatie
zoals die in 1938 was. Als je van de
Groeneweg het Zwarte Pad in ging, was
er een 'eigen weg', die door de aanwonen-
de boeren met sintels van de Hoogovens
werd onderhouden. Het was een pad met
veel kuilen. In de eerste boerderij rechts
(A) woonde de weduwe Apeldoorn met
drie zoons. Arie werkte vaak in de moes
tuin bij mijnheer Jüdcll. Die had in het
voorjaar soms zeven knechten in de tuin
werken. Hij bezat 1 ha moestuin, 2 ha
kersenboomgaard met rondom 2 m hoog
gaas. Bij de familie Apeldoorn had je ver
der nog Jan en Cor, ze boerden later aan
de Kanaalweg aan de kant van Bergen.
De volgende boerderij (B) was van de
familie Van Wonderen (Jaap). Vader,
moeder, Arie, Trijn, Piet en Marie. Deze
trouwde later met Gert Groen, een broer
van mijn vader. Toen ze trouwden kregen
ze van mijn vader een koppel biggen
cadeau. De familie Van Wonderen is naar
de Weere bij Hoogwoud verhuisd.
Tegenover Van Wonderen had je de zij
weg van straatstenen naar onze boerderij
(C).
Schuin tegenover de hoek had je de
woning van de familie Pesie (D), die toen
het zwembad De Karperton beheerde.
Hun land, waar nu nog de bunkers op
staan, gebruikte mijn vader toen ook.
Verder het Zwarte Pad af, splitste na
circa 500 meter, de weg in tweeën, rechts
ging naar de boerderij van oom Piet
Boerenknecht Arie
Apeldoorn met koe
aan de oostkant van
de boerderij bij de
uitbouw. {Foto P.
Groen).
18