Ordonnantie op de De Heerlijkheid Bergen, een heerlijkheid? manier van Procederen op 't ftuk van de WildernifTe en Houtvefterye in de Vrye.Heer- lykheyd van Bergen. uit te breiden. Zij kregen van de keizer regalia of hebben zich deze aangematigd. Dat was heel goed mogelijk, vooral in die gewesten, die ver van de keizerlijke macht, aan de grenzen van het rijk lagen. Een opsomming van die regalia of koninklijke rechten is te vinden in een constitutie van keizer Frederik Barbarossa van 1158: o.a. het recht onderdanen op te roepen voor de krijgsdienst, het recht van tol en munt, het recht op openbare wegen en bevaarbare stromen, het recht op woeste gronden en het recht op de wind, het recht op geldboetes en het recht op verbeurd verklaarde goederen. Het bestuur van een graafschap Aanvankelijk trok de landsheer in zijn graafschap rond om recht te spreken. De bevolking moest dan aanwezig zijn om het gerecht te vormen. Deze bijeenkom sten, 'ongeboden dingen', werden op vaste tijdstippen drie keer per jaar gehou den. Zij dienden ter behandeling van mis daden of van zaken die de vrijheid of het grondeigendom betroffen. Daarnaast waren er ook nog 'geboden dingen'. Daar ging het om kleinere zaken, waarop boe tes stonden, zoals schulden en roerende goederen. Deze zittingen werden niet meer door de graaf bijgewoond. Dit werd de bevoegdheid van het schultengericht. Er was zodoende een scheiding ontstaan tussen hoge en lage rechtspraak. Naarmate het graafschap groeide (door oorlog, door vererving, door koop of ruil) werd een nadere bestuursorgani satie noodzakelijk. De graaf verdeelde zijn gebied in kleinere rechtskringen (in bijna heel Holland ambachten genoemd), welke meestal samen vielen met kerkelijke kerspelen (parochies). Aan het hoofd van het ambacht stelde de graaf een schout aan. Deze oefende namens hem het over heidsgezag uit. De ontwikkeling die zich vroeger had voorgedaan ten aanzien van het grafelijk ambt, vond nu weer plaats op lokaal niveau. De schout werd van ambtenaar eigenaar van zijn ambt. Hij werd de heer van het ambacht. Op per soonlijke titel ging hij overheidsgezag uit oefenen. Dat wordt 'heerlijkheid' genoemd. Overigens, ook het gebied waarover hij zijn macht uitoefende, wordt met die term aangeduid. Van Ambacht tot Hoge Heerlijkheid Zo zijn er onder meer in het graafschap Holland talrijke ambachtsheerlijkheden ontstaan. De macht van de ambachtsheren was verschillend. De kern werd in ieder geval gevormd door het uitoefenen van de lage rechtspraak met het daaraan verbon den recht op een deel van de opgelegde boetes. Daarnaast kon hij allerlei ambte naren aanstellen, zoals een schout, sche penen, secretaris, bode, vroedvrouw, schoolmeester, etc., die hem daarvoor geld moesten betalen. Bovendien, zoals de graaf allerlei koninklijke rechten had gekregen of zich had toegeëigend, zo pro beerden ook de heren hiermee door de graaf beleend te worden of trachtten zij deze van hem te kopen of eigenden zich deze zonder meer toe. Eenmaal in hun bezit spreekt men dan van 'heerlijke rech ten'. Wanneer en hoe bepaalde heren aan bepaalde rechten zijn gekomen, is niet altijd vast te stellen. Het bronnenmateri aal om hierover uitsluitsel te geven is fragmentarisch bewaard-gebleven en er zijn immers vele eeuwen overheen gegaan. In ieder geval heeft de heer in zijn ambacht zijn macht zeer sterk weten te maken. De ontwikkeling van die macht werd nog vergroot, wanneer hij ook in het bezit kwam van de hoge rechtspraak (rechtspraak over misdrijven, die met de dood bestraft konden worden). Dan was zijn gebied geheel onttrokken aan de invloed van de landsheer. Van 'ambachts heerlijkheid' was het een 'hoge heerlijk heid' geworden. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd in 1581 door de Staten-Generaal de trouw aan koning Philips de Tweede, Heer der Nederlanden, opgezegd. Dat bracht geen verandering met zich mee in de regerings vorm van steden en dorpen. De soeve reiniteit werd overgenomen door de Staten van de verschillende gewesten. De plaatselijke heren bleven tot hen in dezelfde verhouding staan als voorheen tot de landsheer. De Heerlijkheid Het bezit van een heerlijkheid was altijd al een bron van inkomsten geweest. De heer ontving een gedeelte van opgelegde boetes, liet zich betalen voor vergunnin gen en diensten en vroeg bij de benoe ming van allerlei functionarissen van deze een som gelds, een recognitie. Op zich was dat niet zo vreemd: men erkende daarmee de functie van de heer ontvangen te hebben. Maar de aanvankelijke symbo lische bedragen waren in de loop der tijd IY WILLEM' A D RI A EN Grave van Naflau,- Vry-EIeet van Bergen, Coit- geen, de Myl en in Middelharnas, &c. &c. &c. allen den genen die deefen zullen zien of horen leefen Salut doen te weten Dat wy de zaken van onfe Wiiderniffe, Houtyefterye en Duynmeyerfchap van Bergen in goede en behoorlyke ordre willende onderhouden, in agtingc, hebben genomen, dat de, manier van procederen en adminiftratie vande Juftitie voor onfe Meefterknapen aldaar opeen vaften enbete- ren voet behoorde te werden gereguleertals tot dus verre geobferveert is. ZO IS 'T, dat wy, na rype en ferieufe deliberatie met te niet doening van alle voorige ordresop dit fubjeft gefteld, goedgevonden hebben te arrefteren, en vaft te ftellen, zo als wy arrefteren en vaft ftellen by defende- poinften en articulen in de volgende Ordonnantie vervat ordonnerende de refpeftive Pro cureurs voor onfe Meefterknapen poftulcrende en voorts een yder, wien het aangaan mag, 7.ig ftiptelyk na ckn inhoude van defelve te reguleren. 'Ordonnantie' voor het onderhoud van bos- en duingebied in de heerlijkheid Bergen (detail), 1757. Familiearchief Van Foreest, inv. nr. 267. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2000 | | pagina 6