Grondbelasting en onroerend goed in Bergen in de jaren 1875 - 1904 Frank J.M. Otten Oud-Rijksarchivaris in Noord-Holland 1. De belasting op onroerend goed: de grondbelasting Sinds het begin van de negentiende eeuw werd het onroerend goed onderscheiden in gebouwde eigendommen zoals huizen, fabrieken, en in ongebouwde eigendom men zoals weilanden, bouwlanden, bos sen e.d. In die tijd werd ook het Kadaster opgericht, een dienst die onder meer tot taak kreeg gegevens te verzamelen over grootte en kwaliteit van elk perceel, als mede om van geheel Nederland gedetail leerde kaarten met alle percelen samen te stellen, de zogenaamde kadastrale minuutplans. Al die informatie was nodig om in Nederland de gebruikswaarde van het onroerend goed op een uniforme wijze te belasten. Deze belasting, de grondbelasting, is in onze tijd vervangen door de OZB, de onroerende-zaakbelas- ting('). De belastbare opbrengst van onroe rend goed bleef tot diep in de 19e eeuw gebaseerd op de huurwaarde ervan, zoals die in 1832 door het Kadaster was vastge steld. Veel onroerend goed was echter in de loop der jaren fors in waarde gestegen. De Wet op de Grondbelasting van 1870 bepaalde dan ook, dat de belastbare opbrengst moest worden herzien en dat daartoe nieuwe schattingen nodig waren. Na 1904 hebben er geen algehele herzie ningen van de gebouwde en ongebouwde eigendommen meer plaatsgevonden. Het archiefmateriaal beperkt zich dus tot de de periode circa 1875-1905. 2a. De herzieningen gebouwde eigen dommen (1873 en 1897/1904) Deze herzieningen betroffen alleen de gebouwde eigendommen, dus slechts een minderheid van de percelen. Over heidsgebouwen, kerken en scholen waren vrijgesteld. Elke eigenaar kon bezwaar maken tegen de schatting: zijn perceel werd dan opnieuw geschat. De definitieve schatting van alle percelen werd per ge meente in registers genoteerd: de zoge naamde Uitkomsten. De eerste herziening, afgekondigd in 1873, kon al in 1875 worden voltooid. Om de belastbare opbrengst te kunnen bepalen ging men uit van de gemiddelde huurwaarde over de jaren 1868 - 1872. Bij niet-verhuurde gebouwen moest uiteraard een andere maatstaf worden gehanteerd: ofwel 6 van de laatste verkoopprijs (jaren 1868 - 1872) ofwel een raming van de verkoopwaarde. Gebouwen met een jaarlijkse huurwaarde van minder dan vijf In 1990 verscheen de Kadastrale Atlas van Bergen 1832. In die publicatie waren reproducties opgenomen van de kadastra le minuutplans van Bergen en een lijst van alle percelen met gegevens over de eigenaren, de oppervlakte, de soort bebouwing e.d. Daarmee was een belang rijke bron voor de geschiedenis van Bergen beschikbaar gekomen. Het boek kreeg destijds de nodige publiciteit en is in Bergen en omgeving goed verkocht!' Minder bekend is, dat uit het laatste kwar taal van de 19e eeuw vergelijkbare bron nen bestaan, die het mogelijk maken een tweede Kadastrale Atlas van Bergen samen te stellen, maar nu van ruim een halve eeuw later. Dit artikel gaat nader in op de inhoud en de onderzoeksmogelijk heden van deze bronnen, die berusten in het Rijksarchief te Haarlem!2). gulden bleven buiten beschouwing, bij de overige werd de belastbare opbrengst in af geronde bedragen vastgesteld, variërend van vijf gulden tot boven de duizend. Omdat de wet van 1870 voorschreef, dat de schatting van de gebouwde eigen dommen na twintig jaar moest worden herzien, was het in 1897 de hoogste tijd voor een nieuwe operatie. In afwijking van de herziening van 1873 werd nu onderscheid gemaakt in drie categorieën gebouwen, die op verschillende wijze moesten worden geschat: a. boerderijen, die een belastbare opbrengst kregen van 1,5 van de stich- tingskosten; b. fabrieken, pakhuizen e.d.: belastbare opbrengst 6 van de verkoopwaarde; c. woonhuizen, geschat naar de gemiddel de huurwaarde in de jaren 1892 - 1896. Veel problemen gaven de stichtings- kosten van boerderijen: in de praktijk bic ken veel riante boerderijen lager geschat dan eenvoudige burgerwoningen. Na een storm van protesten kwam de regering in 1904 met een gewijzigde wet en een nieu we methode van schatting van boerderij en. Dat betekende wel, dat circa 200.000 gebouwen opnieuw moesten worden geschat. Omdat de herziening in twee fasen plaatsvond, zijn er ook twee series registers Uitkomsten samengesteld. 2b. De herziening ongebouwde eigen dommen (1879) In 1879 werd de herziening van onge bouwde eigendommen (landerijen, bossen e.d.) geregeld. Het ging hier om het over grote deel van de percelen. De hele opera tie nam dan ook veel meer tijd in beslag, liefst tien jaar. Om hier de belastbare opbrengst te bepalen nam men de gemid delde pacht- of huurwaarde uit de jaren 1877 - 1881 als maatstaf, verminderd met onderhoudskosten waaronder de vaste polderlasten. Bij niet-verpachte eigen dommen werd een pachtwaarde berekend aan de hand van de opbrengst van de pro ducten in de voorafgaande zeven jaar. Elk perceel werd geklasseerd naar een bepaald tarief, dat afhankelijk van de kwaliteit varieerde van 25 cent tot (in Bergen) honderd gulden per hectare. Daarna werd de belastbare opbrengst berekend naar rato van de werkelijke oppervlakte. Ook de ondergrond van bebouwde percelen (niet de bouwsels zelf) werd geschat: daarom betrof deze herziening in feite alle bestaande percelen. Alleen eigendommen die volgens de wet waren vrijgesteld van grondbelasting, zoals land in bezit van de overheid of van kerkgenootschappen, bleven buiten de herziening. Ook nu weer konden landei genaren bezwaren indienen. Pas in 1889 konden de Uitkomsten worden vastge steld. 3. De registers van Uitkomsten Bij elke herziening werd per gemeente een register samengesteld, dat bij grotere plaatsen meerdere delen omvat, bij een kleine gemeente als Bergen één deel. In het register staan alle geschatte percelen ingeschreven in de volgorde van kadastra le sectie (een deel van de gemeente), eerst alle percelen van sectie A, dan die van B, etc. De registers zijn verdeeld in een aantal genummerde kolommen, waarin vaste gegevens zijn opgenomen. Het perceel nummer, de verwijzing naar het artikel en volgnummer van de kadastrale legger, de soort eigendom en de (nieuwe) belast bare opbrengst zijn in alle registers opge nomen. De naam van de eigenaar (belas tingplichtige) ontbreekt in de registers van 1904: indirect kan die worden opge zocht via het wél vermelde artikelnum mer, dat verwijst naar het nummer waar onder die eigenaar in de gemeentelijke kadastrale legger staat geregistreerd. De oppervlakte van de percelen is alleen in de 45

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1999 | | pagina 19