Een travalje voor de smid
Tussen augustus 1739 en juli 1742 (er staat
geen datum op het archiefstuk) verklaart
Gerrit Klaasz, smid, 'wonende besuijdoos-
ten de kerk te Bergen, beoosten de Heere
wegh' op zijn verzoek 'aan den Hooghwel-
geboren Heer Willem Adriaan, Grave van
Nassau, vrij Heere van Bergen voornoemd
gedaan, consent (vergunning) en bij son-
derlinge gunste permissie bekomen te
hebben omme over mijn travalje (staande
op de Heere weg) voor mijn huijs te mogen
maken een dak, kap of overstek van plan
ken, gelijk ik sulcx ook reets hebbe ge
daan, onder deze expresse conditie dat
het selve geschieden soude en geschiet is
precario (bij wijze van gunst) en tot kenne
lijk wederzeggens toe, van den Heer of
Vrouwe van Bergen in der tijd alswanneer
ik verpligt zal zijn het gemelte overstek
terstont te amoveren en cost en schade
loos weg te doen, gelijk ik ook belove en
aan neme bij dezen'.
We mogen aannemen dat deze 'gunst'
lang heeft gegolden; pas in 1919 werd een
travalje ter plaatse afgebroken. Zie de af
beelding in de Bergense Kroniek van no
vember 1996, bladzijde 45.
(Regionaal Archief Alkmaar, Oud Archief
Bergen NH, inv.nr. 307).
Dirk Punt mocht gaan timmeren
Op 6 april 1811 ontving de timmerman
Dirk Punt van de maire (burgemeester)
van Bergen een 'Acte van Patent'. Het pa
tent was een belasting die in 1805, tijdens
het bewind van de Bataafse Republiek, was
ingevoerd door de 'Secretaris van Staat
van Financiën' Isaac Alexander Gogel, de
grondlegger van het 19e-eeuwse belas
tingstelsel.
Voor de admissie (toelating) van alle
neringen, met uitzondering van de land
bouw, moest een acte worden opgemaakt
met een zegel ter waarde van de verschul
digde belasting. De acte van Dirk Punt, die
hem verlof gaf 'tot de uitoeffening van
voornoemd bedrijf' (timmerman), gold
'voor de tijd van twaalf maanden, ingaan
de den 1 Januarij en zullende eindigen
den 31 December 1811'.
Dirk betaalde voor de negen maanden dat
zijn acte geldig was, de volgende bedragen:
voor het belastingzegel 1.10.8
leges 3.-
plaatselijke belasting 7£_
Totaal f2. 1.4
Het patentdocument, dat op een voor
gedrukt vel werd opgemaakt, vermeldde
verder dat de acte aan de aanvrager was
afgegeven 'om te strekken daar en zoo het
behoord, met verzoek aan elk en een iege
lijk wien zulks zoude mogen aangaan, de-
zelven als zoodanig te erkennen en het
effect der voornoemde Ordonnantie (van
2 december 1805) te doen en te laten ge
nieten, mits zich onderwerpende aan en
gedragende naar de wetten van de extee-
rende reglementen van politie'.
Dirk Punt en de griffier van de maire,
jkhr. H. van Vladeracken tekenden de acte.
(Regionaal Archief Alkmaar, Oud Archief
Bergen NH, inv.nr. 313; A.C.J. De Vran-
krijker, Geschiedenis van de belastingen,
Bussum 1969).
Het houden van duiven
'Niemand zal vermogen meerder dan agt
paar duijven te houden, op de verbeurte
van de zelve, en daar en boven een boete
van twaalf stuijvers, van ijder paar, aan
den Officier te betalen, nogte ook niet
meerder dan vier eijnden met eene woort,
mede op de verbeurte van dezelve, en
gelijke boete van twaalf stuivers van ijder'.
Aldus lezen we in artikel 14 van de
ordonnantiën van de vrije heerlijkheid
Bergen, die op 6 augustus 1738 werden
goedgekeurd. Over de eenden kan hier
verder niets worden gemeld, wel over de
duiven. Want vier jaar later, in juli 1742,
wordt de volgende verklaring opgemaakt.
'Ik, ondergeschreeven Gerrit Sumerij,
schout tot Bergen, verklare bij desen met
consent van den Hooghwelgeboren Heere
Willem Adriaan, Grave van Nassau, vrij
Heere van Bergen voornoemd, op het erff
(van Trijn Cornelis, weduwe Jan de Wever
afkomstigh) Zijn Hoogwelgeborenen toe-
behoorende, leggende achter ofte ten zuij-
den van 't huijs van mijn schoonvader
Simon van der Mij bij de molen, gesteld te
hebben een paal met een duijvehok daar
op, onder deze expresse conditie dat het
selve gedaan is praecario (bij wijze van
gunst) en tot kennelijk wederzeggens toe,
van den Heer ofte Vrouwe van Bergen in
der tijd ofte der selver regt hebbende als
wanneer ik verpligt zal zijn en aanneeme
de gemelte paal en duyvenhok terstont te
amoveren'.
We mogen aannemen dat de schout het
hok niet groter heeft gemaakt dan voor
acht paar duiven.
(Regionaal Archief Alkmaar, Oud Archief
Bergen NH, inv.nrs. 8 en 307).
De lange arm van de 'belastingdienst'
Het opleggen van belastingaanslagen is
een eeuwenoud verschijnsel. Heffing en
invordering zijn in de loop der tijd aan
verandering onderhevig geweest. Wat
onveranderd bleef was het gegeven, dat
ontvangst van de opgelegde aanslag nim
mer aanleiding gaf tot vreugde. Ook ver
huizen of een tijdelijk verblijf elders kon
niet voorkomen dat de aanslag uiteindelijk
toch ter bestemder plaatse kwam. Dit laat
ste heeft zich ook bij ene juffrouw Van
Assum voorgedaan, zoals blijkt uit de
ingekomen stukken van het Oud Archief
der gemeente Bergen.
Op 29 mei 1745 wordt een brief voor
haar als volgt geadresseerd: 'Mejuff. van
Assum op een buijtenplaats van den
hooged. welgeboren Grave van Nassau,
heere van Bergen in de heerlijkheijt
Bergen'. De inhoud luidt: 'Mejuff., ik sende
volgens mijn last ued. hier het billiet van
ul.(ieder) personele taxatie, ende verwagte
eijndelijk voor den eersten september
eerstkomende de betalinge, ofte ui rede
nen van beklag daar tegens. Ued. dienst-
berijden dienaar,' w.g. J. van Dorp.
Blijkbaar heeft deze brief niet het ge
wenste resultaat opgeleverd, omdat
dezelfde J. van Dorp zich op 4 september
1745 richt tot 'Schout ende Geregte' van
Bergen. Hij schrijft: 'Wij hebben de eere
uw agtbaarheden toe te senden uijt ordre
van heeren Commissarissen tot het werk
vande personele Quotisatie over Haarlem
en het ressort van dien, het sommatie bil
liet van de kinderen van juff. van Assum,
Renteniers uijt ons district, na ued. district
metter woon vertrokken sijnde. Wij ver
soeken dat uw agtbaarheeden, van den
ontfang desselven billiet aan de heeren
Commissarissen voorn.(oemd) per missie-
ve gelieven kennisse te geven. Waar mede
wij blijven, agtbare heeren, uw agtbaarhe-
dens dienaren schout en geregte van
Hillegom. Ter ordonnantie van desetve'
w.g. J. van Dorp.
Het 'sommatie billiet' ontbreekt, zodat
we mogen aannemen dat de kinderen van
juffrouw van Assum dit hebben gekregen.
Maar over het verdere verloop blijven we
in het ongewisse...
(Regionaal Archief Alkmaar, Oud Archief
Bergen NH 1464 - 1811, inv.nr. 9).
44