Lancetten en verlostangen DE CHIRURGYN. Mignonne Dekker Bergens chirurgijn en vroedvrouw in een woelige tijd Chirurgijns en vroedvrouwen zijn niet ontkomen aan de veranderingen die zich tijdens de Bataafs/Franse tijd hebben voorgedaan. Zij waren de iaatsten van een generatie en stonden met één been in het verleden en één in de toekomst, óók in Bergen. In de eerste helft van de 16e eeuw wer den chirurgijns nog in één adem genoemd met barbiers en zelfs met beulen. Na 1550 groeiden deze beroepen uit elkaar en werd de opleiding van de chirurgijn verbeterd. Hij ging daarvoor in de leer in een chirurgijnswinkel en volgde af en toe anatomische lessen. In de Bataafs/Franse tijd kwam er van overheidswege controle op het opleidingsinstituut. Op het terrein van de gezondheidszorg moest de lokale autonomie worden prijsgegeven. In plaats daarvan kwamen er vanuit het centraal gezag landelijke regelingen. Dit bood de mogelijkheid om eisen te stellen aan de gezondheidszorg ten aanzien van opleiding en praktijk. De chirurgijnsgilden werden in oktober 1798 opgeheven. De eerste geneeskundige staatsregeling is van 20 maart 1804. Daarbij werden depar tementale commissies van Geneeskundig Onderzoek en Toezicht ingesteld. De chi rurgijns en ook de vroedvrouwen kwamen onder toezicht te staan. Zo ook in Bergen. 't Hert eist te zyn verbonden Van doocielyke wonden. Zo eenig lid verbrooken zy, De meester moet 'er haastig by, Op dat het wys'lyk word geneezen Maar of de reukelooze ziel In spies en zwaard van zonden viel. Daar schynt geen zwaarigheid te weezen. De chirurgijn aan het werk. Bladzijde uit Spiegel van het men selijk Bedrijf door Jan en Kasper Luiken. (Bibliotheek Regionaal Archief Alkmaar, 42B17). Medische beroepen Ter verduidelijking volgt hier een korte omschrijving van verschillende genees kundige beroepen. 1Een doctor medicinae was een gepro moveerd arts op het terrein van de interne geneeskunde en werkte meestal als stads heelmeester. Soms combineerde hij dit met een lectorsopdracht. 2. Een vroedmeester was een in de prak tijk gevormde chirurgijn met een aanvul lende universitaire opleiding die zich zowel in de kringen van de doctores als van de chirurgijns bewoog. Ook kon hij inspringen om verloskundige bijstand te verlenen. 3. De chirurgijn of heelmeester verrichtte alleen externe ingrepen zoals wondbehan- delingen, ontwrichtingen, botbreuken en amputaties. Hij had geen kennis van Latijn en werd voornamelijk door de praktijk gevormd. Na een examen te heb ben afgelegd kon hij zich vrij vestigen. Soms riep hij voor bepaalde kwalen spe cialistische hulp in van buiten het dorp (te weten een lector). De chirurgijn werd aangesteld door het dorpsbestuur of stadsbestuur en kreeg een vast bedrag per jaar als traktement. 4. De vroedvrouw tenslotte was meestal een eenvoudige vrouw, geheel in de prak tijk gevormd. Vanaf circa 1700 werd het onderwijs aan vroedvrouwen sterk verbe terd en kwamen er ook examens ter af sluiting van hun opleiding. In Alkmaar waren de vroedvrouwen rond 1770 ver plicht colleges van de Lector Anatomicae bij te wonen. Deze colleges werden in het Theatrum Ana-tomicum gegeven en wel twee maal per maand op donderdag een chirurgie-college en één maal per maand ook op donderdag een college over de vrouwelijke geslachtsorganen en verloss ingen. Naast deze erkende en georganiseerde geneeskundigen waren er natuurlijk ook kwakzalvers, operateurs en vrije meesters zoals breuk-, tand-, oog- en pokmeesters. Zij mochten hun ambacht onder bepaalde voorwaarden en voor een bepaalde perio de uitoefenen. Men zag ze vooral op het platteland en in de dorpen, bijvoorbeeld tijdens kermissen en jaarmarkten. De meest voorkomende ziekten in Noord-Holland waren koortsen, reuma tiek, verkoudheden, jicht en tering (tuber culose). Vooral het klimaat en de vochtige omgeving waren hier debet aan. Omdat 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 34