5£aïitbtf Döi Iftimno pft t i f tufttoF.8f,5, abc def ghijklmn OP Q.RS T U V WX YZ. ïiinbra# (eert nta Sïj'fc. toe(. S ^ojoeni? ben ©aan 3gn gtiec Eeert gjonoe 3«iob bat men u noS 30 pjijjir, V'| :'-i •r> HafitÖefgQf j Itmnaggtafi tuii tor 113. it r x b to c u f b 3 t Ff 1 f li fi r. ïj m jj n 0 a A a b c.d e f g h i j k 1 m n o p q r f s t uv wxy as £t (1796-1797), Van Keern (1797-1799), Muntjewerf (1800-1801), Brinkman (1801-1802), Bakker (1802-1803) en Jongkind (1804-na 1811). Bij de benoe ming van Brinkman stelde de municipali- teit dat men 'oplettend (moest) zijn dat de schoolmeester uit aanmerking zijne jongheid niets verzum in het bijdraagten van zijn pligt toe'. Uiteindelijk moest Brinkman zijn post verlaten vanwege zijn slechte gedrag. De taak van de schoolmeester was voornamelijk het toezichthouden op de kinderen en het uitdelen van opgaven en het corrigeren daarvan. Artikel 5 uit het 'Regulement voor de Schoolm(eeste)r Klaas van Lienen tot Bergen' (1784) luidt: als om de kinderen in goede discipline met 't overhooren van hare lessen, schrij ven, cijfferen en 't geen haar verders zal werden bevoolen tot hun pligt te houden, zonder te gehengen (dulden, toestaan) dat zij haar tijd koomen te verkwisten met speelen, snoepen, veel min qualijk spree- ken, kijven, vloeken, vegten en diergelijke onmanierlijkheden; alles op zoodanige straffen ende correctie als de meester in redelijkheijt zal bevinden te behooren'. In het reglement lezen we verder, dat de schoolmeester de kinderen eerbied en ontzag moet leren en hun de school 'zee- dig en stil zonder geraas' leert te verlaten en 'voor de oude lieden welke zij passeren den hoed af te neemen'. Het lagere-schoolonderwijs was de zorg van het plaatselijke bestuur. Daarom was er geen gelijk opleidingsniveau voor heel Nederland, laat staan het gebruik van gelijke kinder- en schoolboeken. De schoolmeester had tot taak voor het les materiaal te zorgen. Hij leerde het vak door als ondermeester in de leer te treden bij een oudere schoolmeester. De lessen waren vooral gebaseerd op zelfstudie en geheugen. Kinderen leerden bijvoorbeeld schrijven door teksten, die de meester zelf had geschreven, domweg over te schrij ven. Lezen hield voornamelijk in dat ze een stuk tekst uit het hoofd moesten leren. De schoolmeester was tevens ver antwoordelijk voor het in orde en schoon houden van de school, ook omdat deze vaak deel was van zijn woonhuis. Omdat schoolmeesters meestal onvol doende betaald werden (gemiddeld 200 a 300 gulden per jaar) voerden ze allerlei andere werkzaamheden uit, zoals het lui den van de kerkklok en het verzorgen van begrafenissen. Ook de schoolmeesters van de Hoofdschool van Bergen hadden bijbaantjes. Ze waren tevens koster en voorzanger. Zo lezen wij in artikel 7 van het 'Reglement voor Thomas Stant' uit 1796, dat hij geacht werd het gras en de weg voor de kerkdeur te onderhouden, de kerk schoon te maken en zorg te dragen voor het 'orologie' (het uurwerk). Verder moest hij in wintermaanden warme sto ven in de kerkbanken van de Heer van Bergen en andere personen van aanzien zetten, de collecte houden als de diaken ziek was en invallen als ergens zijn dienst verlangd werd. Om te voorkomen dat deze bijbaantjes ten koste van het onder wijs gingen, werd de onderwijzers te ver staan gegeven tijdens lesuren de school niet te verlaten en zich met geen andere zaken bezig te houden. Zedelijkheid en geheugen De school begon om 9.00 uur 's ochtends, maar de kinderen moesten al om 8.45 aanwezig zijn. De school eindigde 's mid dags om half vier. De duur van de lessen hing van het aantal aanwezige kinderen af en was gemiddeld drie kwartier. De mid dagpauze duurde van 11.00 tot 13.00 uur. Vóór 1795 speelde, overeenkomstig hetgeen in de Synode van Dordrecht in 1618 was vastgelegd, religie een promi- Twee bladzijden uit het Nieuw Groot ABC-boek. (Bibliotheek Regionaal Archief Alkmaar, 50F172). nente rol in het schoolprogramma. 'Vermits alle wijsheid van boven komt' moest er gebeden en gezongen worden 's ochtends zowel voor de aanvang als na het einde van de lessen, en 's middags evenzo. Verder vormden de Bijbel en reli gieuze teksten die men van didactische waarde achtte, zoals de geschiedenis van koning David en de spreuken van Salomo, de kern van de lessen. Bij de Hoofdschool werd elke maandag uit het Oude of Nieuwe Testament voorgelezen en op woensdag werden de 'eerste begin selen der heere Christi' geleerd. De op woensdag opgedane kennis werd vervol gens op zaterdag herhaald. De 'bequaam- ste en gewilligste' kinderen mochten 's zaterdags 'de groote vraage van de Heijdelbergse Cathechismus' in de kerk komen opzeggen. Het overhoren was de belangrijkste bezigheid van de schoolmeester. De les begon altijd met het overhoren van de kinderen die al konden schrijven. Vervol gens werden alle scholieren aan het werk gezet door ze teksten over te laten schrij ven, waarna ze hun schriften aan de schoolmeester moesten tonen zodat hij ze kon corrigeren.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 27