Bergens brandweerwezen van de vroegste tijd tot 1947 daar hooij, stroo of zaad mede gevaren of gereden word, en laatstelijk mede niet op de stallen of in de schuuren onder 't jaden (verzorgen) of voeren der koebeesten of ander vee, allesmede op de boete van drie gulden, gelijk ook niemant sal vermogen eenige asch ofte vuijligheijt buijtens huijs te werpen, ofte uijt te storten daar in eenig vuur is, nogte het selve in houten vaten te scheppen, op pene (boete) als vooren Artikel 30 (hooibroei). 'Ende om voor te komen verscheijden ongemakken welke uijt het broeijen van de hooijen zijne spruijtende, door dien de huijsluijden de selve hooijen niet tijdelijke en komen te spitten soo is gekeurt ende geordon- neert dat alle inwoonderen deser heerlijk- heijt, de hooijstekers ende keurmeesters gestelt op de toezigt van 't broeijen van de hooijen, goede agtinge, toezigt en requard (oplettendheid) sullen moeten laten nemen precise hare hooijen te laten spitten binnen die tijd en soodanig als de selve keurmeesters naar bevind van saken zullen komen te ornonneren'. Het steken van hooi Vooral het artikel 30, dat een nieuw ele ment in de keuren bracht, namelijk maat regelen tegen hooibroei, is zodanig uitge breid dat er hier slechts enkele alineas kunnen worden weergegeven. Wel moet Het principe van een brandspuit met een wip naar een gravure uit een Franse verkoopbrochure van de vorige eeuw IafbeeldingNationaal Brandweer museum, Hellevoetsluis). nog worden vermeld dat het een aantal boeteclausules bevat. Ten eerste voor die gevallen dat men de opdracht van de keurmeesters wat de methode van 'spit ten' en het tijdstip betreft, niet uitvoerde: vijf en twintig gulden boete alsmede uit voering van het werk door derden op kosten van de 'zondaar'. Ten tweede een zelfde boete voor een ingezetenen van het dorp die van een broeiende hooimijt op de hoogte is en dat niet meldt, alsmede voor een keurmeester die na een alarme ring niet in actie komt. De gemeentelijke hooistekers maakten geen deel uit van het brandweercorps, maar het is duidelijk dat ze in hun werk daar wel nauw mee waren verbonden. Pas met ingang van 1984 werd de gemeentelij ke functie van hooisteker opgeheven door de vermindering van de boerenbedrijven en door andere, veiliger opslag van hooi, waardoor het aantal peilingen steeds ver der was teruggelopen. Rampzalige gevolgen De uitgebreide opsomming in de keuren en instructies van preventieve maatregelen maakt duidelijk hoezeer men beducht was voor brand, met alle rampzalige gevolgen van dien. Woonhuizen waren door het vele houtwerk, rieten daken en dergelijke een gewillige prooi voor de vlammen. Berucht in dit verband zijn de branden in De Rijp in 1654 en Broek op Langedijk in 1793, waar in beide gevallen het halve dorp in vlammen opging. Ook het gebruik van open vuur voor beroep en in het huishouden leverde een zeker risico op. Het blusmateriaal van die tijd, veelal bestaand uit niet meer dan een ladder, brandhaken en emmers was natuurlijk ontoereikend om een brand van enige omvang te kunnen bedwingen. De uitvin ding van de brandspuit door Jan van der Heijden in 1673 betekende weliswaar een grote verbetering, maar dan moest er wel (open) water beschikbaar zijn. En dit was nu precies wat in Bergen ontbrak. Daar om gold ook toen al: voorkomen is beter dan genezen. Het schouwen van schoorstenen Ook in de 19e eeuw werd onverminderd aan brandpreventie gedaan. Het 'Regle ment op het bestuur ten platten lande in de provincie Holland d.d. 23 juli 1825' bepaalt in artikel 58 dat de burgemeester zorgt voor het naleven van de bepalingen over de inrichting van smederijen, ovens, schoorstenen en andere stookplaatsen en 'tegen de onvoorzigtigheid in het alge meen in de behandeling van vuur en licht...'. In het gemeentearchief bevindt zich een proces-verbaal, opgemaakt door burgemeester Van Vladeracken, waarbij deze verklaart in gezelschap van de asses soren (wethouders) Jonker en Nierop de smederijen, ovens enzovoorts te hebben beschouwd en daarbij niets strijdigs te hebben bevonden. Nog in 1930 brengen burgemeester en wethouders van Bergen 'ter algemeene kennis' dat in de periode 15 mei tot 15 juni een schoorsteenschouw voor boerde rijen zal worden gehouden. Met deze schouw waren belast de opperbrandmees- ter J. Smit en J. Houtenbos, metselaar. Tot op de dag van vandaag verplicht de APV (de Algemene Plaatselijke Verorde ning, die sinds enkele jaren de Algemene

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1997 | | pagina 8