De pioniers van de post in Bergen
M.P. van de Graaf
Ooit zal de postillon wel door ons dorp zijn gereden om op Het Hof bij de Heer van
Bergen een brief te bezorgen en in zijn valies een poststuk mee terug te nemen. Dat was
omstreeks 1660, het jaar waarin Anthonis Studler van Surck zijn Herenhuis liet bouwen.
Maar al ver daarvóór, in de vroege middeleeuwen, was er in ons land (en daarbuiten)
sprake van bodediensten voor het vervoer van brieven. Niet alle te paard, maar ook te
voet. Als 'voetboden' of 'lopers' worden ze vermeld en staan ze afgebeeld in oude boek
drukken. Een verhaal hoe het in Bergen met de 'brieven-posterij' verliep, kan aanvangen
aan het begin van de negentiende eeuw en zal lopen tot 1910, het jaar waarin het post
kantoor aan de Oude Prinsweg in gebruik werd genomen.
Postritten - vrachtrijders
Tegen het einde van de Bataafse Repu
bliek had zich in ons land een officieel
postnet ontwikkeld waarbij sommige rit
ten enkele malen per week werden uitge
voerd, andere dagelijks. Tot de laatste
behoorde een bijzondere rit van Amster
dam naar Den Helder. Deze vertrok iede
re avond en deed op haar weg ook Bergen
aan.
De verschillende postdiensten (parti
culiere, stedelijke en gewestelijke) waren
in 1799 nationaal verklaard, en toen
Nederland in 1806 onder Lodewijk
Napoleon een Koninkrijk was geworden,
werd het bestaande organisatieplan
gehandhaafd. Op 17 april 1807 werd de
eerste Nederlandse postwet afgekondigd,
die onder andere bepaalde dat de staat het
alleenrecht had om post te verzamelen, te
vervoeren en uit te reiken. Achtergrond
van deze bepaling was de irritatie bij de
overheid dat ze inkomsten misliep door
dat zowel vele particulieren als openbare
bestuursdiensten brieven en pakketten
buiten de postdienst om lieten verzenden.
Voerlieden en schippers kregen echter na
het van kracht worden van de postwet zo
ruimhartig een eigen vergunning dat al
spoedig vrijwel niets van het bedoelde
staatsmonopolie over was.
In Bergen had het gemeentebestuur
daarop een voorschot genomen want over
1806 betaalde het aan de vrachtrijder
Jacob Vrasdonk 'voor 't van Alkmaar be
zorgen van d'onderscheiden paquetten
met publikatiën en verdere missives welke
aan 't Gemeente Bestuur zijn oft werden
geadresseerd' een bedrag van dertien gulden.
Ook in de jaren 1807 t/m 1810 brengt
Jacob de 'depeches' naar en van Alkmaar.
Ze bestaan in die tijd overwegend uit
decreten van Lodewijk Napoleon, stuk
ken van de (nieuwe) rijksoverheid, al of
niet gecachetteerd (verzegeld) en aanplak
biljetten voor de burger. Tot 1852 zal de
gemeente aldus naast de officiële post
dienst haar eigen postvervoer van en naar
Alkmaar verzorgen. Wat daartoe bijdroeg
was de weigering van het postbestuur de
kosten van de voetboden op het platte
land voor zijn rekening te nemen. Gezien
de fikse afstand naar Alkmaar werd de
taak dan ook door de gemeente aan een
vrachtrijder toevertrouwd.
In Alkmaar was een distributiekan
toor waarheen de brieven voor Bergen
'poste restante' moesten worden gezon
den om daar te worden afgehaald. In
1807 betaalde de gemeente Bergen aan de
weduwe Cornelia Relic geboren De Rijk,
herbergierster aan het Luttik Oudorp in
Alkmaar en ongetwijfeld kantoorhoudster
aldaar, voor gedane verschotten een
bedrag van 26 gulden en 19 stuivers.
In 1810 wordt de Koninklijke Hol-
landsche Posterij bij keizerlijk decreet van
Napoleon onderworpen aan de Franse
postwetten. De 'Dienst der Brieven Post
erijen' wordt hier dan in een 'Algemeene
Instructie' geregeld. Daarin worden onder
andere drie soorten beambten genoemd
voor het vervoer van de depeches: cour-
rier, voetboden en aannemers van ritten
(particuliere stalhouders). Courriers en
voetboden moeten zich op eigen kosten
een metalen wapenschild aanschaffen
waarop een gekroonde arend en de woor
den 'Courrier der Depeches' staan. De
aannemers van ritten moeten de woorden
'Brieven Post' geborduurd op blauw
laken dragen. De gehele Franse postwet-
geving mèt de Algemene Instructie bleef
tot de postwet van 1850 van kracht.
Of Jacob Vrasdonk in 1811 officiële
postritten zou hebben aangenomen, zul
len we nooit weten: hij stierf in mei van
dat jaar. Niet bekend is op welke wijze -
per courrier, voetbode of aannemer van
ritten - na 1807 de post van de particulie
ren in ons dorp: notaris, pastoor, dokter,
onderwijzer, ontvanger der directe belas
tingen, zakenlieden enz. werd vervoerd.
Cornelis Vrasdonk, postbode enzovoorts
Van 1811 tot 1814 laat de gemeente ver
schillende burgers voor een kortere perio
de 'briefporten' (zo wordt dat dan
genoemd), en betaalt daar acht gulden per
vier weken voor. In de jaren 1815 t/m
1820 wordt nog gedeclareerd ten name
van Jacob Vrasdonk, reeds lang overle
den, of door zijn weduwe. Maar zijn
Koperen uniformplaat, voorgeschreven
voor de aannemers van bodelopen. Men
moest de plaat zelf aanschaffen; deze is
dan ook meestal primitief gegraveerd. Hij
werd aanvankelijk op een leren armband
aan de linkerarmband gedragen. De plaat
verving al lang vóór 1850 de geborduurde
tekst 'Brieven Post' (foto: Het Nederlandse
PTT Museum te Den Haag).
16