Interview met Johan Schilstra Trees Staarink - Bruinsma "Toen ik acht jaar was sprong het vonkje voor geschiedenis al over" Johannes Jouke Schilstra is op 28 februari 1915 te Apeldoorn geboren. Zijn onder wijsloopbaan begon voor de oorlog in Kralingen. Via Amsterdam ging hij in 1946 als leraar Engels naar Enkhuizen en in 1955 naar Alkmaar (HBS). Naast zijn leraarschap begon hij met het schrijven van vele boeken. Onderwerpen als: - het Noord-Hollandse landschap; - de West-Friese Omringdijk; - de poldergeschiedenis van Noord- Holland; - de stolpen en - mensen en molens in de Schermer wer den door hem kundig en boeiend behan deld. Zijn laatste werk, 'Prenten in hout', is een landelijke inventarisatie van de afbeel dingen op koekplanken. Hij was altijd bewogen met culturele zaken en stond op de bres voor het behoud daarvan. In die hoedanigheid kreeg hij in 1979 de Zilveren Anjer door prins Bernhard uitgereikt. Mede door zijn boek 'In de ban van de dijk' verkreeg de Westfriese Omringdijk de status van pro vinciaal monument nummer 1. Zijn boeken doorbladerend, die hij met gepaste trots laat zien, beginnen we in zijn gezellige woonkamer aan dit inter view. Kunt u iets vertellen over het gezin waar in u opgroeide? Ik kom uit een gezin van drie kinderen. Twee meisjes en één jon gen, ik was de jongste. Mijn vader was onderwijzer. Door ziekte werd hij vroeg gepensioneerd. Toen ik twintig was stierf hij. De start was daarom moeilijk voor mij, een onbezorgde studietijd heb ik niet gehad. Was de interesse voor geschiedenis toen al aanwezig? Ja, toen ik ongeveer acht jaar was vertelde de juffrouw op de lagere school: "Twee duizend jaar geleden zag ons land er heel anders uit dan nu: geen wegen, geen auto's, enzovoorts. Toen sprong bij mij het vonkje al over. Ik ben die juffrouw nooit meer vergeten. Ik woonde op de Veluwe en was nieuwsgie rig van aard. Vaak fietste ik als jongen met een schep achterop, zoekend naar grafheuvels zonder iets te vinden. Waarom bent u dan niet geschiedenis leraar geworden? Geschiedenis is altijd mijn hobby naast het werk gebleven. Het vulde mijn leven. Ik had de bevoegdheid om Duitse les te geven, maar door de oor log wilde ik geen Duits meer spreken. In Enkhuizen vroegen ze een leraar Engels. Tijdens mijn huwelijk heb ik toen de aktes A en B Engels gehaald en ben daar leraar geworden. Ik zat in Enkhuizen in het bestuur van 'Oud Enkhuizen' en van het Zuiderzeemuseum, waarvan ik ook bij de oprichting betrokken was. Later in Alkmaar werd ik voorzitter van 'Oud Alkmaar' en een woningbouwvereniging. Dat paste goed bij elkaar. Er moesten keuzen worden gemaakt tussen het sane ren van oude panden en het restaureren van waardevolle gebouwen. Een aantal historische panden is daardoor voor de sloop behoed. De open delen in het stads beeld werden, in harmonie met het bestaande, opgevuld. Hoe kwam u er toe te gaan schrijven? Ik schreef al jaren artikelen. Toen ik ruim veertig jaar was kreeg ik het verzoek van het bestuur van het Historisch Genoot schap 'Oud West-Friesland' om een boek te schrijven. De titel werd 'Dit land boven het IJ'. Het was een populair werk. In welk jaar bent u in Bergen komen wonen? In december 1959. We woonden al vijf jaar in Alkmaar en ik gaf er les aan de Rijks-HBS. We wilden verhuizen maar konden in Alkmaar geen andere woning krijgen. Omdat ik als kind vaak naar Egmond op vakantie ging en daardoor ook regelmatig in Bergen kwam, lag het voor de hand om in Bergen te gaan wonen. De Ruïnekerk en de natuur in en om Bergen hebben mij altijd geboeid. Vroeger wilden veel mensen vanuit Amsterdam niet graag in Bergen wonen omdat er nog geen tunnel was. Ik weet nog dat ik de eerste file voor de tunnel meemaakte. Ik zat toen in de Provinciale Staten van Noord-Holland en moest daarom vaak naar Haarlem toe. Ik wist niet wat me overkwam en dacht dat er een ongeluk was gebeurd. Voelt u zich een Bergenaar ondanks het feit dat u hier niet geboren bent? Ja, je hoeft niet per se in Bergen geboren te zijn om je Bergenaar te voelen. Want ook zon der kun je een bepaalde band met Bergen krijgen. Tot deze categorie behoor ik. En ik heb zoveel dingen meegemaakt om die band te krijgen: ik heb in 'Bello' gezeten en de smederij 'de travalje' aan de Kerkstraat 3 nog in gebruik gezien. Ook de restauratie van de Ruïnekerk heb ik van zeer nabij meegemaakt. Weet u nog iets te vertellen over 'Bello' en de travalje? Het geluid van 'Bello' kan ik mij nog heel goed herinne ren. Dat gesis van de stoom. Heerlijk! In de zomermaanden was een ritje met 'Bello' zeer populair bij de mensen, maar van ritjes alleen in het seizoen kon het bedrijf niet bestaan. Sponsors waren er in die tijd nog niet! De laatste rit van 'Bello' was een vermoeiende reis voor de conduc teur. Het was heel druk en er werden allemaal bordjes van 'Bello' meegenomen. De travalje bij de smederij (voor het beslaan van paarden) heb ik ook in wer king gezien. Ik stapte altijd van mijn fiets af om te kijken. De handreiking naar het verleden was weg toen de travalje er niet meer was. Niemand kwam daar tegen in verzet. Bij de restauratie van de Ruïnekerk moest ik erg wennen aan het zogenaamde 'Zaanse huisje' als kerkingang. Jaren later heb ik een boekje over de Ruïnekerk geschreven. Veel tekeningen hierin heb ik zelf gemaakt. Welke functies heeft u zoal in Bergen vervuld? Ik heb in de Monumentencom missie gezeten. De gemeentesecretaris vroeg mij destijds een voorstel te doen met betrekking tot de straatnamen van Saenegeest. Het werden uiteindelijk namen die met water te maken hadden: Wiel, Zijl, Kreek, Gouw, Stierop, enzo- 44

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1996 | | pagina 22