LUCHTBESCHERMINGSDIENST BERGEN (Nk) - De Burgemeester» Mr. H. D. A. VAN REENEN. 1940 veiliger oorden zochten. Maar vooralsnog heerste de onzekerheid. In het najaar van 1940 werden de bur gers geconfronteerd met strakke ver- O O duisteringsvoorschriften. De Luchtbeschermingsdienst oefende een scherpe controle uit op naleving van de regels die voorschreven dat huizen en gebouwen geen licht zouden doorlaten. Men blindeerde de ramen veelal met karton en papier. Hetzelfde jaar bracht ook de invoe ring van de spertijd. Aanvankelijk van 0.00 tot 4.00 uur, later aangescherpt tot 22.00 uur. Op weer een later tijdstip mocht de bevolking zich zelfs na 20.00 uur niet meer op straat begeven. De invoering van het Persoonsbewijs in oktober 1940 mag worden beschouwd als de eerste persoonlijke confrontatie met een nauwgezet registratiesysteem. De Gewestelijke Arbeidsbureaus wer den in de oorlogsjaren gehate instellin gen. In mei 1941 veranderde de arbeids dienst in de verplichte arbeidsdienst. In dat kader werden talloze arbeiders voor de 'Wehrmachtswerken' geronseld. In maart 1942 kreeg het Arbeidsbureau zelfs tot uitvoerende taak arbeiders op te roepen voor verplichte arbeidsdienst in het land van de bezetter. Aldus evalu eerde de bejubelde arbeidsdienst in korte tijd tot een beperkt-gedwongen tewerkstelling in nazi-Duitsland. Het Distributiekantoor ter plekke regel de de distributie van voedsel, kleding en schoeisel. Ieder gezin kreeg een distribu tiestamkaart toebedeeld waarmee bon kaarten konden worden verkregen. Het vorderen van fietsen begon in de zomer van 1942 en zou de gehele bezettingstijd blijven voortduren. Slechts landbouwers, fabrieksarbeiders en personen voor wie het rijwiel nood zakelijk was om hun beroep uit te kun nen oefenen, kwamen in aanmerking voor een bewijs van vrijstelling. Zelfs de pastoor van Bergen, de goed aangeschre ven pastoor Th.J. van Beers, reclameerde vergeefs op de vordering van zijn rij wiel. Op bestuurlijk niveau vonden aan merkelijke mutaties plaats. Eind 1940 werd de gemeente Schoorl bij de gemeente Bergen gevoegd. Een klein jaar later - op 1 september 1941 - werd de gemeenteraad op non-actief gesteld. De Luchtbeschermingsdienst Het gemilitariseerde Bergen bezorgde de Luchtbeschermingsdienst (LBD) onder leiding van de kantonrech ter mr. F.G.G. Boerrigter handenvol werk. Een apparaat van dertig man con troleerde de verduistering bij de burgers. Om vliegtuigen te signaleren namen manschappen van de LBD plaats in de toren van de Ruïnekerk die als uitkijk post dienstdeed. Voorts fungeerde de LBD als buffer tussen de burgers van Bergen en de bezettende macht. De werkzaamheden van de LBD-ploeg (bijna alle leden waren anti-Duits gezind) raakten bij tijd en wijle het ille gale vlak. Zo kon de LBD zich tamelijk ongestoord inlaten met de zorg van piloten van neergeschoten Geallieerde toestellen en hen helpen aan een vlucht route. Halverwege 1941 werd Commandant Boerrigter opgevolgd door de gepensioneerde reserve-kapitein van het Nederlandse leger, J.C. Tengbergen. Het was onder Tcngbergen dat de geest van verzet werd aangewak kerd en de medewerkers van de Luchtbeschermingsdienst met de eerste kleine sabotages begonnen. De Joodse gemeenschap Diep ingrijpend en mensonterend waren de maatregelen die de Duitsers uitvaardigden jegens de Joodse landge noten. Het begon met de invoering van de Ariërverklaring in oktober 1940 waarbij ambtenaren moesten verklaren niet van Joodse bloede te zijn. De Ariërverklaring had tot gevolg dat vele Joodse personen uit openbare functies werden verwijderd. Vervolgens moesten de Joden zich ter secretarie melden om zich (tegen betaling!) te laten registre ren. De reeks anti-Joodse maatregelen hoopte zich op. Er volgde een verhuis verbod; het werd niet-Joden verboden bij Joodse gezinnen te werken; Joden moesten als eerste Nederlanders hun radiotoestel inleveren. In mei 1941 wer den openbare gelegenheden en parken BERGEN (Nh.), 3 October 1940. tot verboden gebied verklaard en ver schenen de krenkende bordjes met het opschrift 'Voor Joden Verboden'. In augustus 1941 werd directies van scho len opgedragen Joodse leerlingen in het nieuwe schooljaar te weren en op het eind van april 1942 volgde de bekend making dat met ingang van 1 mei 1942 iedere Jood van zes jaar en ouder op zijn hart een Jodenster moest dragen. Bij de verplichte aanmelding op 6 maart 1941 kreeg het gemeentehuis van Bergen achtenveertig aanmeldingen bin nen van 'personen van geheel of gedeel telijk Joodse bloede'. Onder hen beken de Bergenaren als de arts A.H. van Gelder, de ijskoopman D. de Groot, M. de Groot van de kapsalon, de grossier M.A. Grunwald, de specialist R.J. Hamburger, de rector van het Murmellius Gymnasium te Alkmaar J. Hemelrijk, de tekenaar R.W. Snapper, de leraar R.J. Spitz, de musicus D. Swaab, het pensionechtpaar Trijtel-Melkman, de schrijver Victor van Vriesland, de publi ciste A. Wegerif en de lerares A. Zcgcrius. De Joodse gemeenschap in Alkmaar moest de stad op 5 maart 1942 verlaten. In Schoorl kregen de Joodse inwoners op 22 april 1942 bevel naar Amsterdam te vertrekken. Wanneer en hoeveel Joodse mensen uit Bergen in deze maan den naar de Jodenwijken in Amsterdam werden gedirigeerd (waar zij door verte genwoordigers van de Joodse Raad wer den ondergebracht) is niet bekend. Bekend is wel dat elf in Bergen achter gebleven Joodse gezinnen op 23 juli 1942 een schrijven kregen waarin hen werd medegedeeld hun woonplaats Bergen vóór 1 augustus 1942 te verrui len voor Amsterdam. Reeds in de zomer van 1942 waren (via het doorgangskamp De Burgemeester van Bergen (Nh.) vestigt met nadruk de aandacht van ingezetenen op het bepaalde bij verordening no. 34, waarvan 7 luidt: „alle gebouwen en woningen moeten zo ver duisterd worden, dat geen licht naar buiten treedt". Overtreders hebben ernstig met een strafvervolging rekening te houden. 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1995 | | pagina 7