i kV Een dagboek van oorlog en bevrijding 1 "Eind mei gingen er vrijwel dagelijks in de nachtelijke uren golven vliegtui gen over. Urenlang hield het monotone geluid aan. Voor ons klonk het als muziek in de oren. 6 juli, D-Day, "hield een geweldige belofte in. De geallieerden waren in fSsF j^PPs-; Frankrijk op het vasteland gekomen om ons te bevrijden, We dachten toen nog dat YJPiP/; het niet meer zo lang zou duren voor we bevrijd werden, maar we zouden nog elf '•jpsjg--'. -JM; maanden moeten wachten eer we de bevrijders konden verwelkomen. "Om de werkeloze tijd wat te overbruggen, ging ik enige tijd werken op het tuinbouwbedrijf van de familie Bruyns aan de Jan Glynisweg in Heerhugowaard, op de grens van Oterleek. Daar woonde Antoon in de tot woonhuis verbouwde kippen- schuur.Martien woonde a! geruime tijd in Spanbroek, waar hij op het postkantoor lf-'' werkte. Jan was na een verlof niet naar Duitsland teruggekeerd maar in Grootebroek ondergedoken. Jaap zat in Oterleek. Voor uitzending naar Duitsland werd ik afgekeurd. Wel mocht ik ongeveer half juli weer volledig dienst gaan doen in Bergen. Dagelijks op de fiets met de zgn. anti-plof banden "Na 5 oktober behoorde de levering van gas en ook electriciteit geheel tot het verleden en we gingen dan ook omstreeks 20.30 uur naar bed. Kolen waren er ook niet meer te koop en Jaap en André trokken het Heilooër Bos in om hout te halen. Ze mochten hierbij de handkar van de buurman gebruiken. Maar... bij de tweede keer werden ze ontdekt door de boswachter en moesten ze het vrachtje bij diens woning afleveren... "Zo nu en dan voerden de Duitsers een razzia uit om mensen naar Duitsland te slepen om er te werken. Dat gebeurde ook op 18 december in Bergen. De Moffen riepen eerst de Bergenaren op zich vrijwillig te melden. Maar er kwam natuurlijk nie mand. Ze voerden toen een razzia met huiszoekingen uit. Al gauw waren de Bergenaren hiervan op de hoogte en de kinderen moesten het alarm doorgeven, zodat men zich kon verbergen. Het resultaat van deze huiszoekingen was voor die rotzak ken dan ook nihil. Voor velen was de koude winter een ramp. Op 23 december viel de vorst in, met soms temperaturen van 20 graden onder nul. Tot eind januari duurde dit, en daar kwam dan ook nog eens veertien dagen sneeuw bij. Door erg zuinig te stoken met bielzen, bomen en pakkisten vanuit de zaak, konden we de winter doorkomen. De hongertochten vanuit de steden trokken door Noord-Holland tot in de Wieringermeer. "Zelf heb ik de troosteloze stoet door Heiloo huiswaarts zien trekken, een eindeloze stoet zwoegende, dor uitziende mensen. Toen ik eens een boodschap deed in het dorp, zag ik plotseling een vroegere collega, waarmee ik samen in Duitsland in de barak had gezeten. We herkenden elkaar en hij riep me iets toe, ik weet niet meer wat, maar ik heb zijn blik altijd als een priemend verwijt gevoeld, alsof hij wilde zeggen: ja, jij hebt het maar goed en wij martelen maar. Dit schrikte me zo af, dat ik niet in staat was met hem in contact te komen. Telkens als er over de honger winter wordt gesproken, zie ik nog zijn verwijtende blikken... Toch was het ook voor het gezin Hopman wat voedsel betreft een harde winter. "De centrale gaarkeukens waren - zo hoorden we vertellen - heel erg goed. Ook die in Bergen. Je kreeg er o.a. erwtensoep met kluif en puddingpap. Maar zolang we onszelf konden bedruipen, wilde moeder er niet aan. Toen het echter eenmaal hartje winter was geworden, werd de etenspot voor de acht personen die thuis waren, wel heel matig gevuld. Na enig aandringen mochten we toen ook eten gaan halen. Maar de vleespotten van Egypte waren toen al letterlijk en figuurlijk leeg. Bijna dage lijks kreeg je in water gekookte rode kool. Die vermengden we met een hoeveelheid eigen aardappelen, zodat we een stamppot kregen, die we 'beton' noemden omdat die zo lekker vast in de maag lag. 1945 "Op een wintermorgen verkoos ik via de Kennemerstraatweg naar Bergen te fietsen. Zoals gebruikelijk in mijn postuniform. Plotseling stonden er Duitsers op de weg, die iedereen, dus ook vrouwen en oudere mannen gelastten om naar het grasveld van een aan de overzijde gelegen villa te gaan. Daar moesten we na enige tijd wach ten onze papieren laten zien. Ik toonde mijn - tot 25 februari verlengde Ausweis, en de - nog tot 12 januari verstrekte - verklaring van onmisbaarheid. Ik kreeg bevel om bij de groep jongemannen te gaan staan. Ja maar, verweerde ik mij, ik ben bij de Post en ik heb alle papieren. Maar gelijk kwam er als antwoord: wir können auch in Deutschland Brieftrager brauchen. En daarmee was de kous af. Nadat de 'vangst' 32

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1995 | | pagina 32