Robbekuil
H.J. Min
Veldnamen
Weiden en akkers, moerassen, hoog
ten, laagten, venen, grienden en andere
velden hebben sinds de vroege middel
eeuwen, en wellicht ook daarvóór,
altijd een eigen naam gehad, zodat de
mens eenduidig naar een bepaald stuk
grond kon verwijzen. Vooral wanneer
het eigendom of de verkoop van die
grond moest worden geregistreerd, was
een naam noodzakelijk.
Die namen - veldnamen noemt men
ze thans - verwezen naar de gesteld
heid van de bodem (De vette hoek,
Boerenverdriet), de begroeiing (Zeg
veld, De blauwe kamp), naar dieren of
insecten die er leefden (Muizenveen,
Kraaienakker), naar de bestemming die
de mens het land had gegeven: land
bouw, veeteelt enz. (bijvoorbeeld Pin-
kenland) of naar de bezitter/gebruiker
van het land. Geschat wordt dat het
totale aantal veldnamen in Nederland
niet ver van de één miljoen af zal zijn1.
Tegenwoordig wordt naar percelen
grond verwezen door middel van de
kadastrale aanduiding. Deze aandui
ding ontstond in het jaar 1832, Bergen
werd op dat moment onderverdeeld in
sectie's (Sectie A t/m G) en binnen die
sectie's kregen alle percelen een volg
nummer.
Tegenwoordig zal men dus niet veel
oude veldnamen meer tegenkomen in
de akten, maar vooral in agrarische
streken zoals Bergen worden deze
veldnamen nog wel gebruikt.
Sommige veldnamen zijn straatnamen
geworden, zoals bij ons o.a. Kapelweid-
tje, Gemene Bos, Grootland, Molen-
krochtlaan.
De studie van veldnamen, die ook
wel toponiemen worden genoemd, kan
ons bijzonder veel leren over de cul
tuurhistorie van een dorp of stad.
Vooral wat betreft het gebruik van de
grond door de loop der jaren.
Ropke euijl
Een zo'n Bergense veldnaam is 'Rob
bekuil', een naam met een heel oude
betekenis. Het is de plaats waar vroe
ger krengen, oftewel dierlijke kadavers
begraven werden. In een oude Bergen
se keur (een Algemene Politieverorde
ning) uit 15832 komt onder artikel 33
de volgende aanwijzing voor: 'Alle dode
beesten ende crengen te bedolffven ofte
brengen op Ropke cuyl binnen den tyt
van aldan XXIII uuren
In de 19e eeuw was het Bergense
'Ropke cuyl' veranderd in 'Robbekuil',
want die naam komen we tegen in een
veilingcatalogus uit 1815 waarin de
Heerlijkheid Bergen te koop wordt
aangeboden. In de catalogus wordt (op
bladz. 38) genoemd: Een stuk Bosch-
land, gelegen bij Oostdorp aan de ge
wone rijweg op Robbekuil, belend de
weg naar de Koornmolen ten Oosten, de
Geesterweg ten Zuiden, en de Laan of
Heerweg ten Noorden
Frappant is dat in deze catalogus
bijgeschreven staat dat 106 roeden zijn
vrijgesteld van belastingen. Dat kan
duiden op het openbare karakter van
het stuk grond. Het wordt weliswaar
'boschland' genoemd, maar daar mag
men ook onontgonnen grond onder
verstaan.
'Ropjeskuil'
In Alkmaar heeft het begrip 'Ropke
cuyl' in de loop der jaren een andere
vorm gekregen, want daar wordt de
plaats waar dierlijk afval werd begraven
aangeduid met de straatnaam 'Ropjes
kuil'. Waarschijnlijk betreft het daar
visafval, want roppe/rop/rob waren in
oorsprong woorden voor vismaag, inge
wanden enz. Een hoppekuil' zal dus
een kuil zijn geweest waarin men der
gelijk afval heeft gegooid.
Uit het woord is 'ropkekuil' ontstaan,
daarna 'ropkeskuil', en deze vorm is
vervolgens geëvolueerd tot 'ropjeskuil'.
Een vroeg voorbeeld in Hoorn vinden
we in 1630: 'Karpers of Ropjes Kuyl3.
Bronnen
Veldnamen in Nederland,
M.Schönfeld, Arnhem 1980, blz. 14.
2> Het oude Bergen, klein commentaar
bij het bekijken van oude Berger kaarten,
Th.P.H. Wortel De Speelwagen 1954
(jrg. 9), blz. 40 e.v.
3> Met dank voor de mededelingen van
dr. R. Rentenaar, P.J. Meertensinstituut,
Amsterdam.
Volgens de omschrijving in een
veilingcatalogus uit 1851 (blz. 17
veilingstuk nr. 40; koper J.H. van
Reenen) mogen we Robbekuil situeren
op perceel A 263 van de kadasterkaart
uit 1832, links weergegeven. Rechts
de situatie volgens de stratenkaart van
thans.
41