Bergenaren vertellen over vroeger
Het verhaal van
Karei Colnot
opgetekend door
Trees Staarink
Deze keer laten we de kunstschilder Karei Colnot aan het woord. Karei werd op
2 september 1921 in Bergen geboren als de zoon van Arnout. die eveneens
kunstschilder was. Hij vertelt over zijn Amsterdamse grootvader, over zijn
beroemde vader en over zijn eigen jonge jaren in Bergen.
"Grootvader Colnot was een verstokt
Amsterdammer. Hij was altijd in zaken
bezig. Zo had hij omstreeks de eeuwwis
seling een zaak in de Vijzelstraat. Hij
had er de alleen verkoop van gloeikous
jes. Dag en nacht was hij open, daar die
dingen vaak stuk gingen. Toen kort daar
op het elektrische licht werd ingevoerd,
waren de kousjes overbodig.
Hij begon toen een nachtcafé op het
Rembrandtsplein. Een café voor artiesten
en toneelspelers die na de voorstelluig
nog even na wilden zitten. Het café was
van 11 uur 's avonds tot 6 uur 's mor
gens open en een borreltje kostte toen 6
centen.
Mijn grootvader kwam dus veel met
artiesten in aanraking. Zo kwam het dat
mijn vader, die schilder wilde worden, in
de leer mocht bij Jan Maandag, hoofd
decorateur van het 'Paleis voor Volks
vlijt'. 's Avonds moest hij naar de nor
maalschool voor tekenleraren en 's mor
gens vroeg om zes uur ging hij met
vriend Filarski vrij schilderen aan de
Amstelveenseweg. Ze hadden net zo'n
beetje Vüicent ontdekt en schilderden
'en plein air' (in de buitenlucht) met
korte toets en lichte kleur.
Mijn grootvader was met Poons (vader
van Silvayn) een schouwburg begonnen,
'De Plantage Schouwburg' in de Planta
ge Franselaan, recht tegenover de ingang
van Artis. Hier was het succes enorm.
Aaf en Herman Bouber waren vaste spe
lers. Alle volksstukken als 'Rooie Sien
'Bleke Bet' en vooral 'De Jantjes' werden
avond op avond anderhalf jaar lang
uitverkocht gespeeld.
Als ik met mijn grootvader de tentoon
stellingen in 'Het Stedelijk' en 'Arti'
bezocht, liep grootvader zonder op of om
te kijken naar het werk van mijn vader
en zei tegen mij: "Ik vind dat van Nout
toch altijd maar het mooist".
Hoe de Colnots in Bergen kwamen
De Alkmaarse schilder Dirk Smorenberg
wees Filarski en mijn vader op het mooie
landschap rond Bergen. Zij gingen ook
eens kijken. Wat resulteerde in het huren
van een optrekje. Dat was bij kapper
Jansen op de hoek van de Kleine Dorps
straat/Karei de Grootelaan. Zij huurden
daar een bovenverdieping. Pa kreeg
iedere week van zijn moeder een pakje
met 'leeftocht'. Zij stopte een echt gou
den tientje in een pak koffie en daarmee
kon hij de huur betalen. Vrouw Jansen
kon de namen van de schilders niet goed
onthouden en noemde hem 'de gouden
tientjes mijnheer'.
David de Groot, de legendarische ijs
venter, verkocht ijs voor 3-5 of 10 cent
bij 'Duinvermaak'. Hij woonde in huize
'Kijk uit' hoek Dorpsstraat/Karei de
Grootelaan. Als hij naar huis reed,
kwam hij langs kapper Jansen, klingelde
met de bel, waarop de kunstenaars hun
koppen uit het raam staken en riepen:
"Hoeveel heb je nog over?" Zij kochten
de rest voor een krats en kookten daar
pap van.
Het beviel in Bergen zo goed dat ze er
zich definitief wilden vestigen. August
Maschmeyer, ondernemer én kunstmin
naar, had wel wat met de jonge schilders
op en stelde woonruimte beschikbaar. Zo
kwamen de Colnots in Bergen.
Mijn jeugd
Mijn ouders woonden in de Van Borse-
lenlaan. Op deze plek ben ik geboren.
Hier reed de tram 'Belloover de Dreef,
waar gestopt werd voor de tramhalte
'Oostdorp', vlak voor ons huis. De con-
Karei Colnot met vader Arnout
Colnot
ducteur 'Gerrit van 't kleine spoortje'
blies op z'n fluitje en dan ging de tram
verder naar Koedijk en Alkmaar. Toen
mijn broer zo'n fluitje had bemachtigd
met zo'n erwt erin, blies hij en de tram
ging weer rijden zonder dat iedereen was
ingestapt. Toen hij dit bij herhaling deed,
gooiden de stokers een emmer water over
hem uit.
We verhuisden later naar de Lijtweg
waar Arie Klomp een huis voor ons
bouwde.
Van 6 tot 11 jaar ging ik naar de lagere
school aan de Schoolstraat, wat nu
Ruinelaan heet. Vanaf de vijfde klas ging
ik naar de Van Reenenschool aan het
Spaanschepad. De schoolreisjes herinner
ik mij nog heel goed. Je ging met de
tram naar Koedijk en daarna met de
boot naar Schoorldam. Van Schoorldam
liepen we dan naar het 'Hoge Duinin
Schoort, waar ook een speeltuin was.
Daar kreeg je dan een glaasje 'School
feest' (oftewel Ranja) met een gevulde
koek De vrouw van Meester Beets ging
altijd mee. Ze had een grote fles eau de
cologne (4711) bij zich. Wij moesten
allemaal een schone zakdoek meenemen.
Werd je vies in de speeltuin, dan kreeg je
van haar wat eau de cologne op je zak
doek om je schoon te maken.
Na de lagere school ging ik naar de
MULO aan de Beemsterlaah. Ik hield
niet van school en vond het geen leuke
tijd. Wel denk ik - en met mij vermoede
lijk vele anderen - met veel plezier terug
aan de schoolreisjes met Bert Schuil.
Deze leraar ging met dertig kinderen een
week op de fiets naar de Veluwe. Het
was een bijzondere man en het was voor
die tijd héél bijzonder dat je een week op
schoolreisje ging en dat voor nog geen
tientje per persoon.
Toen ik 12 jaar was ging ik in de win
ter ook op timmerles, 's avonds van 6-8
uur. Deze lessen werden gegeven door
Jan Roggeveen, de gemeente-architect en
directeur Gemeentewerken. De Volks
bond tegen drankmisbruik organiseerde
dit. Op deze manier probeerden ze de
jeugd goed op te vangen.
Ik herinner mij dat er veel vrienden
/kunstenaars bij ons over de vloer kwa
men, o.a. Mommie Schwarz, Harrie
Kuyten, Else Berg en Jan Ponstijn. Wat
bij Boendermaker kwam, kwam ook bij
30