wmm
wmm'
Rechts: De trekvaart was in
vroeger eeuwen dé vorm van
vervoer over langere
afstand. Comfortabel en
snel reisden daarmee
talrijke Alkmaarders van de
ene plaats naar de andere.
Op deze tekening van de
kunstenaar Ouke Rondhout
uit 1809 zien we een
trekschuit liggen voor de
Friese Poort. Het paard met
jager zorgt ervoor, dat er
ook beweging in komt.
Hierboven: Dit houten
maandbordje uit het midden
van de 16de eeuw heeft de
keuken als thema. In de
rand staat geschreven: 'Ik
prijs het om gemakkelijk bij
het vuur te zitten en te eten
en te drinken en goede sier te
makenHet dagelijks eten
werd boven zo n open vuur
bereid. De etenspotten
hingen aan een 'haal' onder
de schouw.
Midden: Een foto van de
keuken van het
middeleeuwse Huis met de
Kogel. Waterleiding was er
in die tijd niet. In later
eeuwen werd een grote
koperen pomp aangebracht.
werden de houten huizen vervangen door stenen
huizen. Verder was precies beschreven welk
brandgereedschap de poorter, afhankelijk van zijn
welstand, in huis moest hebben. Als de brandklok
werd geluid, moest hij verschijnen met zijn
lantaarn, ladder, brandhaak of leren emmer om
mee te helpen blussen.
De Alkmaarse poorter moest verder de gemeente
dienen, dat wil zeggen dat hij kon worden
opgeroepen om de (aarden) wallen te versterken,
sloten te graven, bijten te hakken in het ijs en
dergelijke werkzaamheden. En als de "zandklok'
luidde, werden de poorters geacht de straten en
bruggen met zand of haardas te bestrooien. Ook
had de poorter de weg of straat voor zijn huis te
onderhouden. Eerst in de zestiende eeuw
geschiedde het bestraten van stadswege. De
schoeiingen en bruggen kwamen aanvankelijk
eveneens ten laste van de burger, hetgeen tot veel
willekeur leidde. In later eeuwen heeft de stad het
onderhoud dan ook overgenomen en ook het
werken voor de gemeente raakte in onbruik.
Stadsdienaren, arbeiders in dienst van Alkmaar,
onder leiding van een stadstimmerman en onder
supervisie van twee fabriekmeesters deden
voortaan het werk. De kosten werden aanvankelijk
verdeeld volgens een nogal primitief
belastingsysteem. Men kwam overeen welke
werken zouden worden uitgevoerd en hoeveel het
mocht kosten, waarna het bedrag over de poorters
werd omgeslagen naar rato van de waarde van hun
bezit. Dat ook het nageslacht van de voorzieningen
zou profiteren en dat het dus rechtvaardig was
langlopende leningen aan te gaan, sprak de
middeleeuwse mens kennelijk niet aan.
De poorters van een middeleeuwse stad vormden
een gemeenschap met rechten en plichten die naar
onze begrippen heel ver gingen. Zo kon het
gebeuren dat als een nietsvermoedende
Alkmaarder een vreemde stad bezocht, zijn schip of