Knellende regels
iÉiiliJipBfflf
Linksboven: Jac. A.
Crescent (1786-1819) heeft
in 1808 de vellenploterij
vereeuwigd die in een
voormalige bierbrouwerij
was ondergebracht. Op de
afbeelding is het water van
de Voordam te zien, met
linksachter de huizen van de
Peperstraat en de achterzijde
van de Pieterstraat met de
Kaarsemakersgracht.
Rechtsboven: Een kijkje
vanaf de Dijk de Peperstraat
in, gemaakt in het jaar 1912.
Links naast de brug staat de
voormalige bierbrouwerij
De Boom.
Midden: Dat de
bierbrouwerij met de tijd
meeging, blijkt uit deze
fraaie reclameplaat van
brouwerij Den Burg van
eigenaar C. M. Witte.
Het vervoer van het bier gaat
nog met zeilschip en paard
en wagen, maar de rokende
schoorsteen wijst op de
toepassing van
stoomkracht. Het
Alkmaarse stadswapen
moet het plaatje meer cachet
geven.
toch nog tal van interessante uitgaven verschijnen.
Van hem zijn 33 drukken bekend, waaronder de
beroemde Kronijcke van Alckmaer van Cornelis
van derWoude uit 1645.
Behalve op het terrein van lonen, prijzen, kwaliteit
en taakverdeling, wisten de gildebroeders door als
belangenorganisatie op te treden nog andere
voordelen af te dwingen. Zo slaagden zij er soms in
het stadsbestuur de invoer van produkten van
elders te laten beperken of zelfs geheel te laten
verbieden. In 1708 bijvoorbeeld kregen de
koekebakkers het voor elkaar dat er geen Deventer
koek meer mocht worden ingevoerd. De gilden
konden elkaar zo ook aardig in de wielen rijdenDe
Alkmaarse kuipers verzetten zich in 1609 tegen de
invoer van elders gemaakte zeepvaten. Het
stadsbestuur velde een Salomo's oordeel door de
zeepzieders toe te staan elders gemaakte, maar al
wel eerder gebruikte vaatjes in te voeren. Ruim
vijftig jaar later slaagden de kuipers er wel in de
aanvoer van marktprodukten in vaten die elders
waren gemaakt te laten verbieden.
In hun streven verschillen tussen de gildebroeders
zo klein mogelijk te houden verzetten de gilden zich
ook meer dan eens tegen de invoering van
technische vernieuwingen door collega's of
buitenstaanders. Dan konden ze ook niet veel meer
dan een ander gaan verdienen.
De gilden maakten uit hoeveel meesters er in een
bepaald vak werkzaam mochten zijn en hoeveel
knechts zij maximaal in dienst mochten hebben.
Dat betekende dat men zich niet zomaar als baas
kon vestigen. Als de zittende meesters vonden dat
er te veel van hun beroepsgroep dreigden te komen,
sloot het gilde zich. Het toelatingsbeleid was dus
een belangrijk instrument om de arbeidsmarkt te
regulerenAls de bevolking van de stad daaldekon 325
tuit LM