Bedelende knechts Rechtsboven: Een gevelsteen uit de gevel van het Zakkendragershuis aan het Heiligland. De sjouwers hadden een belangrijke taak bij de aan- en afvoer van de grondstoffen voor de korenmolens. Linksboven: Gezicht op de Waterpoort aan de buitenzijde. In het midden is de achterkant van het Zakkendragershuis aan het Heiligland te zien en rechts de standerdmolen De Rood, die werd gebruikt om graan te malen. Deze tekening naarA. Rademaker dateert van omstreeks 1730. Hierboven: De overlieden van het zakkendragersgilde dat voor de levensmiddelenbranche van grote betekenis was. Het bovenste paneel laat de bestuurders van 1643 zien. Het onderste paneel kan in de 18de eeuw zijn gemaakt. Zoals in de ambachts- en schuttersgilden Heten ook in deze bedrijfstak pas benoemde bestuurders zich vaak vereeuwigen voor het nageslacht. bestaand begrip, ambachtelijk genoemd. Niet alleen het woord, maar ook het ambachtsbedrijf zelf heeft zich tot op dit moment weten te handhaven. De sociale verschillen zijn wat groter geworden en er wordt meer technische kennis verwacht, maar in grote lijnen bestaat deze bedrijfsvorm nog steeds. Van vermoedelijk de eerste helft van de vijftiende eeuw dateert het besluit van het stadsbestuur dat niemand knechts in dienst mocht hebben, die buiten Alkmaar waren geboren en om brood bedelden. Bij overtreding van dit gebod moest een boete van drie pond door de baas worden betaald. De meester was kennelijk verantwoordelijk voor zijn knechts. Van elders is bekend dat de bazen zelf, bij gebrek aan werk, hun 'vreemde' knechts en jongens de straat opstuurden om te bedelen. Arbeiders uit de stad afkomstig konden namelijk naar de plaatselijke armenzorg. Vandaar de op het eerste gezicht eigenaardige uitzonderingspositie voor knechts van buiten Alkmaar. In die tijd was er ook lakennijverheid in Alkmaar. Niemand mocht op het kerkhof de ramen (houten palen met een dwarslat) waarop de lakens werden gespannen 'hoger legghen dan tnederste van der kercken drempel'. Het godshuis moest natuurlijk wel goed toegankelijk blijven. Voor bakkers gold dat wie rogge- of gerstebrood van zemelen bakte, een jaar uit het bakkersambt werd gezet, terwijl ook zijn broden verbeurd werden verklaard. Ambachtslieden die hetzelfde of een soortgelijk vak uitoefenden, verenigden zich vaak in organisaties, die gilden of colleges werden genoemd. In 1426 waren er negen gilden in Alkmaar, maar dit zijn niet allemaal ambachtsgilden geweest. Zo bestond er een

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 5