Het bieroproer van 1714
Hierboven: De
margarinefabriek Kinheim
aan de Helderseweg in 1903.
Deze fabriek was opgericht
in 1880 door J.A. van den
Bosch, die door zijn zoon
G. T. M. van den Bosch werd
opgevolgd. In het begin van
onze eeuw telde het bedrijf
meer dan honderd
werknemers. Later werd er
ook gecondenseerde melk
gemaakt.
Midden: Op 11 oktober
1900 vond op uitnodiging
van Kinheim een excursie
naar de margarinefabriek
plaats. Ontvangen werden
de leerlingen van de
Alkmaarse huishoud- en
industrieschool. De 'grande
damein het lang links op de
foto is mevrouw M. van
Reenen-Völter,
waarnemend directrice van
de school en de echtgenote
van de burgemeester van
Bergen. Samen met haar
man, die ook de titel heer
van Bergen droeg, stichtte
zij de badplaats Bergen aan
Zee. Naast haar staat de
directeur van de fabriek.
Van den Bosch.
Onder op de linkerpagina:
Eveneens in 1880 opgericht
was de banketfabriek van
Cornelis Schipper aan de
Laat. In tegenstelling tot
Kinheim groeide deze
bakkerij niet uit tot een
groot bedrijf.
Er werd weliswaar veel bier geïmporteerd, in het
bijzonder uit Delft en Haarlemmaar Alkmaar zelf
telde ook altijd verschillende brouwerijen waarvoor
voldoende emplooi was. De bedrijven hadden vaak
mooie namen, zoals 'tVisje, Het Rode Hert en De
Drie Ruyten, die in 1720 afbrandde en daarna
verder werkte onder de naam Het Lam.
Het heldere water dat de brouwers nodig hadden,
werd vanaf 1635 uit de Grootdammerpolder onder
Schoorl gehaald. Het polderwater werd bij
Krabbedam en Schoorldam in bakken opgevangen
en vandaar ging het in speciale waterschuiten naar
Alkmaar om daar tot bier te worden gebrouwen.
Zoals op bijna alle levensmiddelen werd er ook op
de verkoop van bier belasting (impost) geheven.
Voor één biersoort werd echter een uitzondering
gemaakt: het scharbier (ook wel schei- of kuitbier
genoemd). Dit was licht bier van een inferieure
kwaliteit. In dure tijden nam de consumptie
daarvan toe. Dit ging ten koste van andere
biersoorten en vanzelfsprekend zagen de brouwers
deze ontwikkeling met lede ogen aan. In 1712
hadden in Purmerend de brouwers daar iets op
gevonden: zij kregen het voor elkaar dat goed bier
onder de naam scharbier mocht worden verkocht,
zodat er geen belasting hoefde te worden betaald.
Dit bier werd nu uitgevoerd naar Alkmaar, hetgeen
een nieuwe klap betekende voor de Alkmaarse
brouwers. Deze kregen toen van het stadsbestuur
toestemming om net zo te handelen als hun collega's
uit Purmerend. Andere steden, zoals Edam,
Monnickendam en Medemblik volgden dit
voorbeeld.Toen zij echter met hun bier de
Alkmaarse markt overstroomden, ging dit weer ten
koste van de Alkmaarse brouwers. Op hun
aandringen maakten de Staten van Holland toen
een einde aan de praktijk dat goed bier als scharbier
331