Gortzakken en gortbuiken Hierboven: Zoutkeet De Eendracht aan de Turfmarkt in 1804 getekend door Crescent. Achter de keet is meelmolen De Wolf te zien. Deze molen werd in 1714 gebouwd en was de eerste stenen molen die Alkmaar binnen haar muren kreeg. Aan de rechterzijde liggen op het terrein van de stadstimmerwerf bouwmaterialen opgeslagen. Midden: In 1797 tekende Crescent zoutkeet De Oranjeboom. De naam was door anti-orangisten weggehakt. Hieronder: Het portret van de zeepzieder Daniël Ras (1662-1731van de hand van H. Schmale. Met zijn pruik oogt hij niet bepaald als een energieke ondernemer die zélf voortdurend bij de vuren stond. We zien hem hier in de rol van notabele regentdie het schepenambt uitoefende. 328 maar het betrof waarschijnlijk een verbetering in de techniek van het weven.Toen deze beroemde damastwerker zich in 1607 in Alkmaar wilde vestigen, werd hij door het stadsbestuur met open armen ontvangen. Hij kreeg een renteloze lening van 3000 gulden en vrije inwoning in de brouwerij van het Sint Elisabeth Gasthuis; ook werden er gratis een paar weesjongens bij hem te werk gesteld Er braken zeer drukke tijden aan voor Passchier Lammertijn. Alleen al de Staten-Generaal kochten in deze jaren voor meer dan 40.000 gulden aan damast van hem. Meestal beeldde hij op het tafellinnen historische of bijbelse taferelen af. Op één van zijn tafellakens is waarschijnlijk het wapen van Alkmaar te zien. Voor de Staten-Generaal waren Lammertijns produkten geschikte relatiegeschenken voor buitenlandse vorsten of andere hoogwaardigheidsbekleders. Ondanks deze drukke werkzaamheden verkeerde Lammertijn voortdurend in financiële moeilijkheden. De eerste jaren wilde Alkmaar hem nog wel steunen, maar in 1615 kwam hieraan een einde.Teleurgesteld is hij toen vertrokken, waarschijnlijk naar Denemarken, waar hij in 1621, 59 jaar oud, overleed. Ook in de zoutziederijen, de gorterijen en de grutterijen ontstonden grotere bedrijven met meerdere arbeiders van een verschillend scholingsniveau. Hetzelfde gebeurde in de zeepziederijen en bierbrouwerijen. Sommige bedrijfseigenaren waren van afkomst zeker geen ambachtslieden, maar kooplui die hun in de handel verdiende kapitaal in de nijverheid belegden. Zij werkten voor de vrije markt en niet op bestelling. Deze bedrijfsvorm was niet vergelijkbaar met de kleine ambachtswinkels of de huisnijverheid. De arbeiders werden geconcentreerd in grote werkplaatsen die op kleine fabrieken leken, maar

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 12