Dijken en polders
De Joodse Begraafplaats
Alkmaar is op het gebied van de geloofsvrijheid meestal een tolerante stad
geweest. Al betrekkelijk kort na de officiële overgang tot het protestantisme
werden religieuze minderheden als katholieken, doopsgezinden en joden
weer als medeburgers geaccepteerd.
Wel bemoeide Alkmaar zich met de plannen tot aanleg van een joodse
begraafplaats - de eerste in ons land. Daartoe had een ingezetene van de stad
een stuk grond op de grens van Sclioorl en Groet verkocht aan rabbijn
Mozes Uri Halevi ten behoeve van de grote Portugees-Israëlitische
gemeenschap in Amsterdam. Het stadsbestuur probeerde de verkoop tegen
te houden. Pas na ingrijpen van de baljuw van Kennemerland kon de grond
omstreeks 1614 voor het doel in gebruik worden genomen. Intussen was een
tweede joodse begraafplaats geopend bij Ouderkerk aan de Amstel en nam
de behoefte aan de zo ver gelegen gewijde plek aan de duin voet sterk af.
Tussen omstreeks 1750 en 1850 werd er opnieuw begraven, nu door de
'joodse natie' in Alkmaar zelf. In 1935 werd de grond, door oudere
Schoorlaars nog altijd als 'Jodenkerkhofaangeduid, verkocht aan de
gemeente Sclioorl, onder de bepaling dat er nimmer mocht worden
gebouwd.
duinen. De ruzie tussen Bergen enWimmenum -
waaraan de fraaie naam van het Klampduin
(precies op de grens) is te danken - sleepte zich
voort van 1464 tot 1736. Ter bevestiging van de
overeenkomsten tussen heren en dorpsbesturen
werden op veel plaatsen hardstenen grenspalen
opgesteld, waarvan er verschillende nu nog te zien
zijn. Sommige zijn bij de grenswijzigingen mee
verplaatst, zoals de palen tussen Alkmaar en
Bergen, toen de stad per 1 oktober 1972 eindelijk
het stuk Bergermeer kon annexeren waarop het
vierhonderd jaar eerder al recht had doen gelden.
De gemeentelijke herindeling van 1972 was de
grootste die tot dusverre in Noord-Kennemerland is
uitgevoerd. Daarbij gingen Koedijk en Oudorp op
in Alkmaar en werd de grens met andere
omliggende gemeenten vaak drastisch gewijzigd.
Twee jaar eerder was uit Oterleek, Schermerhorn
en Zuid- en Noord-Schermer de nieuwe gemeente
Schermer gevormd. De samenvoeging van Noord
Linksboven: Castricum in
1622 op een gravure door
A. Rademaker. De 12de-
eeuwse Pancratiuskerk
vormt nog altijd een
herkenningspunt in het
dorpscentrum. De huisjes
aan de kerkbrink met hun
spitse geveltjes zijn
karakteristiek voor de
binnenduinrand.
Hierboven: De Sint
Ursulakerk te
Warmenhuizen in 1903, de
tijd van boezelaar
voorschoot en bulletje. De
kerk dateert in oorsprong
uit de 13de eeuw, maar
onderging veel
verbouwingen en is vooral
beroemd vanwege zijn
gewelfschilderingen uit
omstreeks 1525.
en Zuid-Scharwoude met Broek tot de gemeente
Langedijk dateert al van 1941. Verder werd het
kleine Graft bij De Rijp gevoegd (1970) en gingen
Egmond aan Zee en Egmond Binnen samen 1976),
waarmee derpers, hoevers en binders weer onder
één bestuur werden verenigd.
Sint Pancras ontsprong - mede dankzij een niet
aflatende oppositie onder leiding van 'de generaal'
PietVroegop - in 1972 voorlopig de dans. Het
behoort met Limmen, Akersloot en Schoorl echter
tot die gemeenten die hun zelfstandig leven nog
altijd niet zeker zijn.
'Allecmere, (overal meer!) riepen zij wanhopig op
gindsche vlakte. Bergen! Bergen! was hun
vreugdekreet, toen zij de witte toppen
aanschouwden'.
Zó stelde Frederik van Eeden sr. zich in 1872 de
komst van de oudste bewoners van Noord-
Kennemerland voor. Tegenwoordig weten we dat
het wel iets anders is verlopen, maar één ding is
zeker, nat was het er wel. Er kwam drangwater uit
de duinen, veenwater uit het binnenland en zout of
brak water door zeegaten en riviermonden. Vooral
het buitenwater vormde in toenemende mate een
bedreiging voor het gehele Noorderkwartier.
Al omstreeks 1050 hadden Egmondse monniken de
Limmer Zanddijk opgeworpen om het
overstromingsgevaar vanuit het IJ te keren.
Voorlopig had het natuurgeweld echter nog de
overhand. In de tweede helft van de twaalfde eeuw
werden grote stukken van hetWestfriese gebied
weggeslagen en ontstond de Zuiderzee. Bij één van
die stormvloeden in 1176 werd kruiend ijs vanuit de
Voormeer zo ver het land op gedreven dat
boerderijen langs de Alkmaarse Langestraat er
door werden verpletterd.
Kort daarop zetten de Noordhollanders het
offensief in. Rond 1200 werd de invloed vanuit het
zeegat, de Zijpe, teruggedrongen door de aanleg
van een dijk van Bergen naar Alkmaar en door het
slaan van dammen in het riviertje de Rekere: bij
Alkmaar (de Dijk), Schoorl en Krabbedam. De
laatste sloot aan de ene zijde aan op de Schoorlse
Zeedijk en aan de andere zijde op de grootste
prestatie, de 126 kilometer lange Westfriese
Zeedijk. Ook elders in Noord-Holland werden
omringdijken gesloten en dammen gelegd, terwijl