Grensconflicten
bestuur tot stand in de vorm van de gemeente,
bestuurd door een gekozen raad en een college van
schout (na 1825 burgemeester genaamd) en
wethouders. In 1851 werd bij de invoering van de
Gemeentewet vanThorbecke het proces van
vernieuwing voltooid. De overgang geschiedde
overigens tamelijk soepel, omdat de meeste
gemeenten het zelfde gebied als de oude
heerlijkheden - en wat Alkmaar betreft, de stad en
de stadsvrijheid - omvatte. Enkele van de kleinste
wisten echter niet te overleven: zo werd Bakkum bij
Castricum gevoegd en werd Groet verenigd met
Schoorl en Kamp. Een plan om laatstgenoemde
gemeente uit te breiden met het grondgebied van
Petten en de Hazepolder leed in 1856 echter
schipbreuk.
Het jaar daarop werdWimmenum bij Egmond
gevoegd, ondanks een krachtig protest van de vier
stemgerechtigde inwoners van die voormalige hoge
298 heerlijkheid.
Vanaf de zestiende eeuw zorgden de inpolderingen
dikwijls voor grensconflicten. Soms wist men die op
te lossen door een droogmakerij als één geheel te
beschouwen en een eigen bestuur te geven, zoals de
Zijpe, de Beemster en de Heerhugowaard. In twee
van de drie naastbijgelegen polders wist de stad
Alkmaar zijn grondgebied uit te breiden: in de
Schermer en in de Egmondermeer. Dat laatste
overigens pas in 1597 na een langdurig juridisch
gevecht. In de Bergermeer wisten de erven
Brederode het stedelijk gezag te stuiten. Vele
geschillen laaiden van tijd tot tijd weer op. In 1616
werd dat tussen Warmenhuizen en Oudkarspel
beslecht, in 1735 dat tussen Heiloo en Egmond en
pas in 1769 die tussen Alkmaar en Bergen en de
Schermer.
Het moeilijkst waren de grensscheidingen te
trekken in de altijd weer stuivende en veranderende
Linksboven: De Ruïnekerk
te Bergengetekend door
Cornelis Pronk in het begin
van de 18de eeuw. De
situatie is sindsdien niet zo
heel veel veranderd. Bergen
is het enige voorbeeld van
een kerk die ten tijde van de
strijd om Alkmaar is
verwoest, namelijk op 22
februari 1574, en waarvan
de overblijfselen van schip
en toren zijn blijven staan.
Rechtsboven: De
toegangspoort tot het Hof te
Bergen. Op deze tekening
van Cornelis Pronk uit 1727
is goed te zien, hoe
lommerrijk de toen tachtig
jaar oude plantageal was
geworden. Het was
ontworpen in de strakke
Franse barokstijl, met
lange, rechte lanen. Het
gezelschap dat terugkeert
van de jacht is wellicht de
heer van Bergen zelf met zijn
gevolg; het jachtrecht was
immers een 'heerlijk' recht.
Midden: WigboldAdriaan
van Nassau Woudenberg en
zijn echtgenote Hester van
Foreest, geportretteerd door
T.P.C. Haag in 1765. Zij
waren de laatste 'heer en
vrouwe' van Bergen die de
heerlijkheidsrechten nog ten
volle konden uitoefenen. De
titel 'heer van Bergen
bestaat evenwel nog steeds
en is sinds 1851 in handen
van de familie Van Reenen.