Linksboven: De achtertuin van de uitspanning Vrouwtje aan Duin bij de Hoge Bomen te Bergen. Al in de 16de eeuw was dit een geliefde plek voor dagjesmensen uit Alkmaar; wandelaars zochten bij 't Vrouwtje verfrissing en vertier. Later verrees hier Duinvermaak. Rechtsboven: Het koloniehuis van het Amsterdamse Burgerweeshuis aan de Verspijckweg te Bergen aan Zee in 1908. Niet alleen badgasten, maar ook de spreekwoordelijke 'bleekneusjes' werden door de nieuw gestichte badplaats aangetrokken. Midden: Eén van de oudste foto's van het Berger Bos, gemaakt in de zomer van 1871. De familie Van Reenen zit hier aan de Ronde Kom die nog niet door romantisch hekwerk is omgeven. In het midden J.J.H. van Reenen (met zoon Hendrik op schoot), sinds 1851 heer van Bergen; derde van links de twaalfjarige Jacob, die de beroemdste telg uit het narcissen aankweeken en naar buitenslands verzenden...' In de zomer en vooral in het voorjaar wordt deze plaats door de Zaankanters veel bezocht. Men noemt dit algemeen 'bloemenkijken'. Het gaat hier om Uitgeest en niet om Limmen, dat pas later de rol van bollendorp zou overnemen. De ontwikkelingen in de tuinbouw en de bollenteelt geven aan, dat de marktfunctie van Alkmaar na 1850 terugliep. Dit gold ook voor andere takken van het plattelandsbedrijf. Veel handel ging voortaan direct naar opkopers en tussenhandelaren of werd rechtstreeks verstuurd naar binnen- en buitenland. De agrariërs sloten zich aaneen in coöperaties, die de produkten zelf veilden, verhandelden of bewerkten. Maar terwijl Alkmaar zich ontwikkelde tot een modern verzorgingscentrum voor de streek op het gebied van bestuur, rechtspraak, onderwijs, cultuur en sport, kwam een nieuwe functie van het platteland 310 op: die van recreatiegebied. Wandelaars geslacht zou worden. 'Bergen is een zeer aangenaam dorp, dat zeer schilderachtig gelegen is. Het uitgestrekte Bergerbosch lokt des zomersvooral op Pinksteren velen derwaarts. Men gevoelt zich daar geheel in Gelderland verplaatst. Bergen mag met regt het lustoord van het anders zoo naakte en boomlooze Noord-Holland genoemd worden.'Aldus de aardrijkskundige Van der Aa in 1851. Hij verkoos, evenals Frederik van Eeden sr. in zijn boek 'Onkruid' van 1872, de beschutting van de binnenduinrand boven het open polderland. Ook de andere wandelende negentiende-eeuwer, dominee J. Craandijk, hield niet van het open land: 'Houdt bij Echtrop - schrijft hij in 1875 over Aagtdorp - waar de weg zich splitst, de linkerzijde, dat is, den duinzoomgij zoudt anders de grasvlakte ingaan, die langs Schoorldam u bij het Noordhollandsch Kanaal zou brengen. Gij ziet daar

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 18