«t "PW5^si:: Linksboven: Oogsttafereel bij Egmond aan het begin van deze eeuw. Land- en tuinbouw vormde op het platteland rond Alkmaar de belangrijkste bron van het bestaan. Alkmaar was de stad waar de boeren graag heentrokken om te kopen en te verkopen. Omstreeks 1760 werden er bijvoorbeeld jaarlijks meer dan 100.000 zakken graan naar de stad aangevoerd. In de 17de en aan het begin van de 18de eeuw was deze markt nog groter. De omvang van de kaasmarkt was natuurlijk het grootst. Op de weekmarkt van 23 en 24 augustus 1679 bijvoorbeeld werd er 500.000 pond kaas op de schalen van de Waag gewogen, die voor tien a veertien gulden per pond werden verkocht. Rechtsboven: Worteloogst in de Geestmerambacht. De molen op de achtergrond is de Grebmolen, gebouwd in 1875 en een van de weinige buitenkruiers onder de Noordhollandse poldermolens. Midden: Akkertjes op de geestgrond bij Oudorp op het eind van de 18de eeuw, getekend door JBulthuis. De kerk heeft hier nog zijn oude vorm; in de jaren vijftig van de vorige eeuw onderging het gebouw een algehele metamorfose. De toren, eigendom van de burgerlijke gemeente, werd onder protest gesloopt in 1865. waterwegen zijn toegang tot de overzeese handel. Dit verklaart ook de permanente concurrentieslag met Hoorn, dat immers wél aan open water lag, en de strijd om het marktmonopolie in een zo groot mogelijke regio. Want wie kon garanderen dat de boeren uit de omgeving hun graan, zuivel en tuinbouwprodukten niet net zo lief naar Hoorn of zelfs naar Amsterdam of Haarlem brachten, of in hun eigen dorp een markt begonnen? Al in 1347 had de stad gedaan weten te krijgen, dat de dorpen in Kennemerland geen weekmarkten mochten houden en dat de koopwaar in Alkmaar ter markt zou worden gebracht. Zelfs als op het platteland officieel toestemming was verkregen voor een eigen markt, zoals de jaarlijkse paardenmarkt te Schoorl, trachtten de stadsbestuurders de zaak te dwarsbomen. Vele dorpskeuren (verordeningen) bevatten omstreeks 1600 bepalingen waarin 'handel' expliciet werd verboden. Ook hier reikte de invloed van de stad ver, maar deze strenge marktdwang werd als enige middel gezien om de belangrijke graanhandel en de ook nu nog altijd beroemde kaasmarkt op peil te houden. Hoe ruim Alkmaar zijn marktgebied opvatte blijkt wel uit een actie, die het in 1738 samen met Purmerend ondernam tegen een illegale weekmarkt te Oostzaandam. De steden klaagden het dorp aan en overlegden daarbij een verklaring van vier getuigen, die hadden gezien 'een groot partij koebeesten, lammeren, vette kalveren, Caas bij stapels van alderhande soorten, Boter bij het stuck en in vaten, Sakken met zaat, korven met hoenders, Eijeren, Vellen etc. mitsgaders schalen en gewigt die bij de Kaas stonden'. Het dorp werd gelast de markt onmiddellijk te sluiten. Toch bestond ook de Alkmaarse markt slechts bij de gratie van de plattelander. De wekelijkse trek naar de stad gaf heel wat reuring in 'dat Alkmaar, al de overige dagen van de week zoo stil en levenloos...' zoals Hildebrand schreef. 303

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 11