Alkmaar Molenstad
Marktdwang
Linksboven: Deze
Alkmaarse gevelsteen kreeg
in 1975 landelijke
bekendheid, toen hij op één
van de zomerpostzegels
werd afgebeeld. 'Het
Melkmeisje' bevond zich in
de collectie van het Stedelijk
Museum en heeft bij de
restauratie van het pand
Oudegracht 56 zijn oude
functie herkregen.
Rechtsboven: Hooiende
boeren bij Oterleek
getekend door Cornelis
Pronk in 1730. De molen is
wellicht de nog bestaande
Otter. Het kerkje is in 1922
gesloopt; er bestaat echter
een getrouwe kopie van in
het 'Hollands dorp' Store
Magleby bij Kopenhagen.
Een andere ontwikkeling tekende zich inmiddels
af: samenvoeging van alle, soms maar enkele
tientallen hectaren grote, polders tot
overkoepelende waterschappen. Na een lange
aanloop kreeg deze concentratie zijn beslag op
1 januari 1977. Daarbij gingen de polders in
Kennemerland, een deel van de Zaanstreek en het
merengebied samen in het te Koog aan de Zaan
gevestigde waterschap Het Lange Rond. Deze
naam is ingegeven door de ligging van het gebied
rond het enige niet ingepolderde water: het
Alkmaardermeer. Het feit dat juist dit toch niet
direct onder de stad gelegen meer uiteindelijk een
Alkmaarse benaming heeft gekregen, toont aan
hoe lang de arm van de patriciërs in
waterstaatsaangelegenheden is geweest.
In het jaar 1408 brachten de heemraden van
Delfland een bezoek aan Alkmaar. Zij hadden
gehoord dat heer Floris van Alkemade en Jan
Grietenzoon water hadden uitgeworpen met
behulp van een molen en ze verwachtten van die
vinding natuurlijk profijt voor hun drassige
veenpolders.
Philips van Bourgondië gaf in 1438 de inwoners van
Petten, Groede en Kamp toestemming om 'een
molen sonder gruit te mogen maken ende setten om
dat water mede uut te werpen, daer hun dat nutste
duncken sal'. In de loop van de zestiende eeuw
ontwikkelde zich hieruit de Noordhollandse
binnenkruier, de kloeke poldermolen waarvan de
kap met het wiekenkruis van binnenuit op de goede
windrichting kan worden gezet (gekruid). Hij
bewees vooral in de droogmakerijen goede
diensten. De Geestmolen en de Bosmolen van de
Egmondermeer en de Viaanse Molen van de
Bergermeer (die oorspronkelijk in de Zijpe stond)
behoren tot de oudste nog bestaande molens van dit
type: ruim 400 jaar. De molens in de Schermer - er
zijn er elf over van de oorspronkelijke 51 - zijn
gebouwd door de grote Jan Adriaensz. Leeghwater.
Ook industriemolens werden in die tijd ontwikkeld:
de houtzaagmolen staat op naam van Cornelis
Cornelisz. van Uitgeest.
In zo'n molenrijke streek is ook de
beschermingsgedachte vroeg opgekomen. De strijd
om het behoud van de Schermermolens was
grotendeels tevergeefs, maar in dezelfde tijd zijn
302 vele poldermolens gered van de sloop door
Hierboven: Dit waren de
eigenlijke producenten van
de beroemde Alkmaarse
kaas. Boeren uit Alkmaars
omgeving brachten hun
zuivelprodukten in Alkmaar
ter markt. Waarschijnlijk is
deze melkende boer K. van
den Berg van de
Saskiahoeve in de
Bergermeer omstreeks 1930.
plaatsing van een hulpkrachtinstallatie. Daaronder
waren de Sluismolen (1926) en de Philisteinse
Molen (1927) bij Bergen. Het Gilde van Vrijwillige
Molenaars, dat behouden en gerestaureerde
molens ook in bedrijf houdt, ontstond dankzij het
initiatief van een aantal 'molengekken' in Alkmaar
en omgeving. De laatste broodmolenaars, onder
wie Cees Piet en Arie Berkhout van 't Roode Hert,
droegen de vakkennis nog juist op tijd aan hen over.
En natuurlijk kent deze molenrijke stad sinds 1973
ook zijn eigen Alkmaarse Molenvereniging.
De vele waterstaatswerken hebben een beslissende
invloed gehad op de economische ontwikkeling van
Alkmaar. Enerzijds werd door de inpolderingen de
agrarische produktie vergroot en daarmee het
belang van de stad als regionaal marktcentrum.
Anderzijds verloor het echter door het afsluiten van