Geld, brood en turf Van een gants luyen aard Linksboven: Toen deze gravure werd vervaardigd, in 1726was het Hof van Sonoy met een brug over het water bereikbaar. De Nieuwesloot werd gedempt na 1870. Het poortje liet de rijke Amsterdamse patriciër Bondes, heer van Warmenhuizen, in 1616 bouwen en zijn familiewapen prijkt er nog steeds boven. In 1744 ging het Hof van Sonoy over in handen van de Nederlands-Hervormde diaconie, die het inrichtte als tehuis voor oude mannen en vrouwen. Links van het Hof van Sonoy staat het provenhuis van Johan van Nordingen, dat ook wel Huis van Achten heet. Rechtsboven: Al in 1870 werd deze opname gemaakt van het Hof van Sonoy. Zoals op de foto goed te zien valt, is er aan het uiterlijk van het gebouw niet veel veranderd. Poort, toren en hek zijn er nog steeds. Alleen de bestemming is veranderd. Waar vroeger oude mannen wachtten op hun einde, heffen nu vlotte dertigers in bar en bistro het glas op een onbekommerde toekomst. Midden: In 1867 vervaardigde P.A. Hilverdink dit schilderij van het Hof van Sonoy. Het gebouw is vernoemd naar de beruchte geuzenaanvoerder Diederik van Sonoy, die in 1576 eigenaar en bewoner werd van het voormalig mannengasthuis. Het Hof van Sonoy heeft door de eeuwen heen de uiteenlopende functies van klooster, pesthuis, woonhuis en bejaardenhuis gehad. erfenissen te ontvangen. Door het wegvallen van deze belangrijke bron van inkomsten werd de vorming van een eigen armenfonds ernstig belemmerd. Toen in de jaren 1692 tot 1699 de armoede onder de Alkmaarse bevolking en dus ook onder de katholieke, door duurte van het voedsel alsmaar groter werd, besloot het stadsbestuur in te grijpen. Alle kerkelijke instellingen van liefdadigheid, inclusief de katholieke, konden voortaan hun armen gedurende de maanden november tot en met april door de stedelijke aalmoezeniers met brood en turf laten onderhouden. De katholieke armbestuurders van het Roomse Armen Comptoir maakten hier meteen gebruik van. In de loop van de tijd echter nam de tolerantie jegens het katholieke geloof in ons land toe. In diverse plaatsen werd de discriminerende verordening van 1655 afgeschaft. In Alkmaar gebeurde dat in 1750. De katholieke armbestuurders konden daarna hun bezit fors uitbreiden en de zorg voor hun armen verbeteren. Hoe ging men bij de steunverlening te werk? De Alkmaarse aalmoezeniers hadden sinds 1613 de opdracht personen die om bedeling vroegen goed te controleren op 'gesontheyt, hantwerk, neerstigheyt, middelen van onderhoud, en lasten van de kinderen die sij mogen hebben". Pas als bleek dat de aanvragers ondanks grote vlijt, spaarzaamheid en soberheid niet van hun arbeid konden bestaan, mochten de aalmoezeniers hen in de bedeling opnemen. Iemand die bij de hervormde diaconie om onderstand vroeg, moest niet alleen zijn doopattest overleggen, maar ook opgave doen van burgerlijke staat, het aantal kinderen dat onderhouden moest worden en de wekelijkse inkomsten. De bedeling kon eens per week worden opgehaald. In de maanden april tot november werd geld en brood verstrekt. In de wintermaanden kregen de armen bovendien turf. Indien nodig ontvingen zij kleding en medicijnen. Onder de bedeelden bevonden zich veel weduwen en ongehuwde vrouwen. Het was voor hen bijzonder moeilijk zonder hulp rond te komen. Werk dat zij verrichtten, zoals naaien, spinnen en venten leverde doorgaans heel weinig op. Een andere categorie werd gevormd door degenen die door ouderdom, ziekte of lichaamsgebreken weinig of niets verdienden. Dan waren er verder arbeiders met grote gezinnen die nogal eens bij de instanties moesten aankloppen. Op de bedelingslijsten stonden ook werklozen. Dit waren vooral losse arbeiders als sjouwers en opperlieden, die regelmatig niet aan aan de slag konden, zeker in de winter, wanneer door weersomstandigheden veel werkzaamheden stil lagen. De bedeelden werden nauwgezet in de gaten gehouden door de armbestuurders. Ze zagen toe op hun zedelijk gedrag. Ongehuwd samenwonen was uit den boze. De aalmoezeniers bepaalden dat zij die door vrouw of kinderen de bedeling lieten afhalen terwijl ze zelf in de herberg hun tijd met drinken of dobbelen doorbrachten, uit de steun werden gezet en zelfs de kans liepen uit de stad te worden verbannen. De bedeelden van de diaconie

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 9