.ISÉP
Weeshuizen
Hiernaast op de
linkerpagina: ln 1504 werd
door een onbekende
kunstenaar een zevenluik
geschilderddat de zeven
werken van barmhartigheid
uitbeeldt. Op deze
afbeelding zien we het
tweede paneel waarop het
laven der dorstigen is
weergegeven. Op de
achtergrond een blinde door
een kind geleid
(Rijksmuseum,
Amsterdam).
Linksboven: De pest was
een gevreesde ziekte, die tot
in de 17de eeuw regelmatig
haar tol eiste. In de
Paternosterstraat werd
vroeg in de 17de eeuw een
pesthuis opgericht, waar
behoeftige pestlijders
opgenomen konden
worden.
Rechtsboven: Op deze
gravure van K. F. Bensdorp
uit de tweede helft van de
18de eeuw wordt ons een
blik gegund op het Mannen-
en Vrouwengasthuis in de
Paternosterstraat. Op de
achtergrond is de Grote
Kerk te zien. Het Mannen-
en Vrouwengasthuis was het
gevolg van een fusie tussen
de twee afzonderlijke
gasthuizen die er voor
mannen en vrouwen
bestonden. Aangezien deze
naast elkaar lagen, was een
fusie niet onlogisch.
Rechts: Tekening vanA.
Rademaker uit omstreeks
1730 van de binnenplaats
van het Sint Elisabetlis
Gasthuis, ook we!
Vrouwengasthuis genoemd.
Dit gasthuis bevond zich in
de Paternosterstraat en
bestond al omstreeks 1340.
Oorspronkelijk was het niet
bedoeld voor zieken, maar
bood het alleen plaats aan
'arme malle vrouwen en
maagden
Voor oude mensen waren er ook hofjes. Alkmaar
had er verschillendewaarvan een aantal nog steeds
hun oorspronkelijke bestemming heeft, zoals het
Hofje van Splinter aan het Ritsevoort. De hofjes,
opgezet en betaald door rijke particulieren, waren
bedoeld voor mensen uit de kleine burgerij, die
door ouderdom langzaam tot armoede waren
vervallen. Deze mensen werden stille of ook wel
schaamsarmen genoemd. Het was voor hen te
pijnlijk van de normale armenzorgvoorzieningen
gebruik te maken, omdat ze dit ervoeren als een
groot statusverlies.
Eén van de oudste hofjes was het Huis van Zessen
aan de Schoutenstraat.Toen Dirk Symonsz. van
Boshuyzen in 1510 zijn testament opstelde,
verplichtte hij de executeurs van zijn boedel om niet
ver van de Grote Kerk een huis te bouwen waar zes
oude mannen verzorgd zouden worden. Dirk
Symonsz. overleed in 1511 en zijn executeurs
kochten daarna twee huizen in de Schoutenstraat
om daar het onderkomen voor de zes oude mannen
tc maken. In 1513 deden de eerste bewoners hun
intrede. Sindsdien is het huis regelmatig door zes
katholieke mannen van boven de zestig jaar
bewoond. Zij waren verplicht dagelijks de hoogmis
bij te wonen. Aan tafel mochten alleen positieve
godsdienstige gesprekken worden gevoerd. Het
was verboden achterklap omtrent het huis naar
buiten te brengen. De regels van het huis werden
vier maal per jaar voorgelezen, opdat iedereen wist
waaraan hij zich had te houden.
Tot de armen van Alkmaar behoorden vele wezen
en alle vondelingen. Vanaf omstreeks 1550 werden
voor hen aparte tehuizen opgericht. Daarvóór
werden zij nog uitsluitend bij pleeggezinnen
ondergebracht. Het Burgerweeshuis is de oudste
instelling en dateert uit omstreeks 1560. Dit tehuis
was alleen voor kinderen van poorters, de erkende
burgers van de stad. Voor kinderen van niet-
poorters werd in 1609 het Huisarmenhuis gesticht.
Op last van het stadsbestuur werden beide
instellingen samengevoegd. De 71 pupillen van het
Huisarmenhuis verhuisden in januari 1684 op een
avond om negen uur 'onder groot betoon van
droefheid, zoowel van regenten en regentessen, als
van de kinderen' naar het Burgerweeshuis aan de
Nieuwesloot. De 'huysarme knegtjes en meysjes'
bleven door hun kleding van de andere wezen te
onderscheiden. Zij moesten bovendien aan aparte
tafels eten en in aparte kamers slapen. Ook waren
273