Strikte regels voor bejaarden
ƒ7" f:
Linksboven: In 1799 maakt
Francois van Gorcum deze
tekening van het
waaggebouw met de
kaasmarkt. In vroeger
eeuwen had het
waaggebouw een andere
functie. Aan het eind van de
13de eeuw bevond zich in dit
gebouw het Heilige Geest
Gasthuis waarin arme en
zieke vreemdelingen voor
enige tijd konden worden
verzorgd.
Rechtsboven: Detail van een
schilderij dat Jan Claes van
de Wouden vervaardigde in
1689. Een welgestelde
Alkmaarderdie een
wandeling met zijn zoon
maakte, geeft een bedelaar
een aalmoes.
Naar onze begrippen waren de gasthuizen
bijzonder primitief. Van verpleeg- en geneeskunde
had men nog maar weinig verstand. Het was niet
ongebruikelijk dat meerdere lijders in één bed en
levenden naast stervenden lagen.
De gasthuizen werden geleidelijk aan niet alleen
door arme hulpbehoevenden, maar ook door
zogenaamde proveniers bewoond. Dat waren
lieden die zich voor een zeker bedrag verzekerden
van een onbezorgde oude dag. In de loop van de
zeventiende en achttiende eeuw maakten zij een
steeds groter deel uit van het totaal der bewoners.
Aangezien ook de gevraagde geldsommen stegen,
werden de gasthuizen minder en minder
armenzorginstellingen. In 1785 werden het Sint
Elisabeths ofVrouwengasthuis en het
Mannengasthuis met elkaar verenigd tot het
Mannen- enVrouwengast- en Proveniershuis,
waaruit later het Stadsziekenhuis zou voortkomen.
Oude mensen hebben vaak verzorging nodig.
Lieden die in hun arbeidzame jaren er in waren
geslaagd wat geld te sparen, konden zich op hun
oude dag inkopen in de gasthuizen, waar zij tot hun
dood hulp ontvingen. Veel Alkmaarders hadden
niet de mogelijkheid iets opzij te leggen voor later.
Voor de onvermogende, oude hulpbehoevenden
was een aantal instellingen gesticht, waarvan het
Diaconie Oude Mannen- en Vrouwenhuis de
belangrijkste was. In dit huis, dat was gevestigd in
het Hof van Sonoy, werden 45 bejaarden kosteloos
verzorgd. Ze hadden ieder een eigen
slaapvertrekje, kregen eten, wat zakgeld en zo nu
en dan kleding. Zij die daartoe nog in staat waren,
werden geacht binnenshuis enige werkzaamheden
te verrichten.
Net als in de weeshuizen dienden de bewoners zich
strikt te houden aan de huisregels. Op wangedrag
stond straf. Iemand die het heel bont maakte, werd
zonder pardon het huis uitgezet. Dit overkwam
bijvoorbeeld Maria Monsieur die stomdronken
'was thuijs gekomen zodanig dat zij geen vuur of ligt
kon onderscheiden en derhalven door gezegde
dronkenschap in een pot met geglomme kooien
gevallen zijnde, zig jammerlijk gebrant hadde'. De
regenten en regentessen van het Oude Mannen- en
Vrouwenhuis besloten Maria voor deze misstap 'de
weldaden welke in dit huys werden genooten voor
272 altoos te ontseggen'.