Eendragt maakt magt Linksboven: Als er weinig werk was, werden er vanaf het einde van de 19de eeuw nog al eens werkverschaffingen georganiseerd. Zo moesten er na hevige storm in 1908 bomen worden gerooid in de Harddraverslaan. Op de achtergrond huizen aan de Kennemerstraatweg. onder de aandacht van de burgerij bracht. De vereniging stelde in 1854 een rapport op over de woontoestanden van de armen. Men was tegengekomen: kapotte vloeren, wonen en slapen in één vertrek, veel woningen die uit één ruimte bestonden met stenen vloeren en lekkend dak, woningen 'die meer herinneren aan een slechte stal dan aan eene woning'. Vijftig jaar later was er nog niet veel veranderd. Op Zeglis 124 leefden in één klein kamertje acht personen. Man en vrouw sliepen daar met drie kinderen; drie meisjes sliepen in het keukentje. Men had last van een stinkend riool. In een éénkamerwoning op de Westerlaan huisden zeven personen. In de bedstede sliepen twee jongens van dertien en vijftien jaar en een meisje van zeventien. Voor haar was een plank uitgezaagd in een aangrenzende kast, zodat zij de benen kon uitstrekken. De armen woonden in te kleine, bouwvallige, vochtige woningen waar het 288 dikwijls stonk vanwege de ondeugdelijke riolering. Rechtsboven: Een grote demonstratieve optocht van de verschillende organisaties die onderdeel uitmaakten van de sociaal-democratische beweging tussen de beide wereldoorlogen. De stoet was zo lang dat het achterste deel nog niet bij de Mient de Langestraat was ingedraaid toen het voorste deel al in de Koorstraat was. Midden: De Alkmaarse Uzer en Metaalgieterij had voor zijn arbeiders omstreeks 1900 de beste sociale voorzieningen. Deze foto werd gemaakt bij het 25-jarig bestaan van het bedrijf bij een plechtigheid in de fabriek op 1 juli 1904. Iets beters was voor hen niet weggelegd, omdat ze maar heel weinig huur konden opbrengen. Pas in onze eeuw werd er iets gedaan aan het woonprobleem van de armen. De Alkmaarse burgerij ging er toe over woningbouwverenigingen op te zetten die betaalbare, betere huizen bouwden. Later volgde de gemeente met sociale woningbouw. Vanaf het einde van de negentiende eeuw groeide de economie van Alkmaar sterkVoor veel inwoners nam de welvaart sterk toe. Het aantal mensen dat leefde op de rand van het bestaansminimum werd minder. Van de arbeiders waren het vooral de vaste werkkrachten, waaronder de mensen die in fabrieken werkten, die het beter hadden gekregen. De lonen lieten het toe dat er gespaard kon worden. Het bestaan van de vaste werklieden werd evenwel

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 20