Het Burgerlijk Armbestuur Een stevige schoonmaakbeurt Mevr. C.J. van der Veen-Schmal was in de jaren twintig en dertig wijkverpleegster in Alkmaar. Zo nu en dan trof ze bij haar huisbezoeken eenzame oude lieden in wel zeer kommervolle omstandigheden aan. Zo mogelijk leverde ze die af bij het bejaardenhuis van de diaconie. 'Vele oude Alkmaarders weten ongetwijfeld nog de Zandersbuurt, dat kleine straatje bij de Compagniestraat en Schelphoek. Daar woonde een oude manalleen en wat is nu een eenzame man. in zijn eentje, die kind noch kraai in de wereld heeft. Vlooien niet te kortom over zijn onderkleren maar te zwijgen! Trouwens van boven leek hij ook niet op Jonkheer van Foreest. Ach mensenwat was het toch bar vroeger! Het mannetje, één stuk ellende, helemaal stuk gekrabd door de springers, die zich inmiddels bij mij op vele plaatsen te goed deden, want elke dag bruine bonen is ook zo lekker niet. Het water kookte, 't werd lekker warm. Een zinken teiltje gepakt, een handvol soda erin (niet zo fijn voor een kapotte huid). Alles klaar voor de schoonmaakbeurt, maar hij wilde zijn kleren niet uit. Ik beloofde hem (hij heeft het gekregeneen pakje D. E. pruimtabak en een gratis rijtoer naar de stad met als einddoel de diaconie. Het lukte en mijn dag was goed. Het mannetje is er in ieder geval niet aan dood gegaan, want ik heb hem nog wekelijks in de diaconie gewassen Hierboven: De huisvesting van de minder bedeelde Alkmaarders was tot in de 20ste eeuw toe vaak bedroevend. Krotten met lekkende dakenkapotte vloeren en niet of nauwelijks sanitair waren heel gewoon. Hier de Kooltuin met het zicht op de Dijk. geruchten over betrekkingen tussen één of meer Vincentianen en de jonge weduwe H. Besloten werd dat voortaan jonge weduwen en jonge alleenstaande vrouwen niet meer aan huis mochten worden bezocht. Zij moesten het hun toekomende gaan afhalen aan de deur bij een oudere Vincentiaan. In 1854 kwam de eerste nationale armenwet tot stand. In deze wet werd bepaald dat de ondersteuning van armen in de eerste plaats een zaak behoorde te zijn van kerkelijke of bijzondere instellingen van weldadigheid. De overheid mocht slechts degenen helpen die niet bij deze instellingen terecht konden. Als gevolg van de armenwet werd in Alkmaar het stedelijk College van Aalmoezeniers omgevormd tot het Burgerlijk Armbestuur. Het Armbestuur had zich te houden aan een door de gemeenteraad vastgesteld onderstandsmaximum. In 1855 bedroeg dit f 2,25 per week voor huishoudens, waarvan het gezinshoofd en eventuele partner ouder dan zestig jaar waren. Een weduwe met één a drie kinderen kreeg maximaal in de winter zeventig cent tot één gulden en een brood en 's zomers vijftig tot tachtig cent en een brood. De maximale huurvergoeding was tachtig cent per week; 's winters mocht hoogstens voor een kwartje per week turf worden verstrekt. De uitkeringen die werden gegeven, lagen echter meestal ver beneden het onderstandsmaximum. Het Burgerlijk Armbestuur meende dat de steunverlening aan een arme beperkt moest blijven tot wat 'in redelijkheid noodig is om zijne krachten niet geheel uit te putten, om hem van volslagen armoede en gebrek te vrijwaren, om hem van uitersten als bedelarij, diefstal en zelfmoord terug te houden'. De bedeelden met kinderen waren op straffe van intrekking van de steun, verplicht toe te zien op trouw schoolbezoek van hun kinderen, alsmede op het volgen van een godsdienstige opleiding bij een van de kerkgenootschappen. Het Burgerlijk Armbestuur zag nauw toe op het gedrag van de bedeelden. Regelmatig gingen de leden, acht in totaal, op huisbezoek. Ze schreven hun bevindingen op in verslagen, die ons een scherp beeld van arme Alkmaarders uit die tijd geven. In 1856 werden onder meer bezocht: 'F. Muilboom. Hervormd. Lag ziek te bed en verzoekt om meerder bedeeling. Zijn vrouw Geertruide Leeuw, moeder van 7 kinderen, waarvan er slechts één buiten 's huis is, beijvert zich om als naaister, en door de verkoop van kleinigheden, eenige verdiensten aan te brengen. Het woonvertrek, dat dien naam schier niet verdient, droeg kenmerken van orde en reinheid'. 'Douwe de Vries. Hervormd. Was bij het huisbezoek van 23 october ongesteld. De verregaande ordeloosheid en onreinheid, die hier heerschten, waardoor het geheel een afzigtelijk voorkomen had, gaf ons aanleiding tot een ernstige afkeuring en bedreiging tot het inhouden der bedeeling, zoo hij hierin niet voorzag. Bij het op 3 december herhaald bezoek, was hij hersteld en mogten wij eenige beterschap bespeuren'. H. Husen. De toestand van dezen man is betreurenswaard, daar hij voor alles ongeschikt is, niet kan gaan. de spraak grootendeels heeft verloren en half wezenloos is. Zijne vrouw moet den kost ophalen, reist op kermissen met speelgoed 285

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 17