Oproer in dure tijden
AndriesWl= v—CXn
i s josin/s Van Foreest Wilhelmvna
Stichters en Fundateurs
<ÊfeM*£! Van dit proven hu ys
«9-.
waren verplicht eenmaal per week naar de kerk te
gaan. De diakenen stelden prijs op een bescheiden
en dankbare houding van de bedeelden. Verder
eisten zij dat de steun op een nuttige wijze werd
besteed.
Twee dagen na het feest van Alkmaars Victorie op
10 oktober 1787 klaagde broeder Ruijs in de
vergadering van diakenen erover dat een deel van
de bedeelden 'zig vrij sterk onderscheiden in
bandelooze vrolijkheid, onnutte verteeringen als
anderzints'. De diakenen spraken af de armen
hierover streng te onderhouden. Zij werden
opgetrommeld en kregen te horen dat velen van
hen sinds enige dagen op verregaande wijze hun tijd
hadden verspild en hun bestaan en handwerken
verwaarloosd. Bovendien waren de gelden die zij
ter ondersteuning van hun behoeftes genoten aan
het onnuttig gebruik van sterke drank en andere
ergerlijke zaken besteed. Bijzonder schandelijk was
278 het dat zij zich hadden schuldig gemaakt aan
Linksboven: De
vooraanstaande
Alkmaarders Pieter Claesz.
Paling en Josina van Foreest
bepaalden in hun testament
van 5 oktober 1540 de
oprichting van een
provenhuis. Deze instelling
verrees aan de Geest en de
Kanisstraat. De huisjes aan
de Kanisstraat werden na
1670 bewoond door
hervormde vrouwen en die
aan de Geest waren bestemd
voor vrouwen van
rooms-katholieke
signatuur. De gevelsteen met
de familiewapens van de
stichters siert nog steeds de
ingang.
Rechtsboven: Na de
verbouwing bezochten op 14
juli 1924 vooraanstaande
Alkmaarders het hofje van
Paling en Van Foreest. Van
links naar rechts: mr. W. C.
Wendelaar, burgemeester;
Jhr. van Foreest, regent;
mevr. Wendelaar; mevr.
A.G. van Foreest-Beets;
Jhr. H. van Foreest, regent;
mevr. van der Busse,
conciërge; Jhr. J. E. van
Foreest; Jhr. D. van der
Goes; dhr. Ringers,
aannemer; dhr. J. C. Burger,
administrateur van de
stichtingdlu: T. Mann,
bouwkundig adviseur;
mevr. Burger; dhr. Ringers,
wethouder en dhr. Hoek,
directeur plantsoenendienst.
Midden: De befaamde
schilder Maarten van
Heemskerk vervaardigde dit
portret van Josina van
Foreestmedeoprichtster
van het provenhuis Paling
van Foreest. In 1492 huwde
zij met Pieter Claesz.
Paling. In haar handen
draagt zij een rozenkrans.
Links hangt het
familiewapen Paling- van
Foreest.
hemeltergende vervloekingen van sommigen der
beste burgers. De armen werd voorgehouden dat,
mochten zij zich ooit nog aan dergelijk wangedrag
overgeven, zij onmiddellijk uit de bedeling zouden
worden gezet.
Regelmatig werden de bedeelden bezocht om te
controleren of de bij de inschrijving opgegeven
feiten nog wel klopten. Was dit niet het geval dan
werd de ondersteuning terstond aangepast. Meer
dan eens werd bedrog geconstateerd. Meestal
betrof het gevallen van dubbele bedeling - het was
armen ten strengste verboden zich bij meer dan één
bedelingsinstelling in te schrijven -, het veinzen van
ziekte of het liegen over de financiële situatie.
Tegen bedriegers werd streng opgetreden. Het was
niet ongewoon hen enige tijd in hetTuchthuis, dat in
1613 was opgericht, te doen opsluiten. In dit
gesticht werden mensen van allerlei slag
opgeborgen. Er zaten onder meer zwervers,
criminelen, krankzinnigen en prostituées. Allen
waren verplicht te werken. Een verblijf in het
tuchthuis was bepaald geen pretje. Men lag op
morsige bedden onvoldoende tegen de kou
beschermd. Het eten was van zeer geringe kwaliteit
en water was de enige drank.
Veel aandacht van de armbestuurders ging uit naar
de werklozen. Voorkomen moest worden, dat zij
zich door 'ledigheyt, luyheit, onnuttigheyt,
dronkenschap of andersints' onwaardig maakten.
De armbestuurders lieten luiheid niet toe. In 1765
werd door de diakenen van de diaconie aan het
stadsbestuur verzocht om de bezemmakersknecht
HarmanusValk, die volgens hen 'van een gants
luyen aard' was, naar Oost-Indië te sturen om als
varensgezel de kost voor zijn vrouw en kinderen te
kunnen verdienen. Kinderen werden eveneens
gedwongen aan de slag te gaan. Zo werd Dirk, een
jonge bedeelde, in 1778 op straffe van uitsluiting
van steun bevolen naar Groenland op walvisvaart te
gaan. Het aantal malen dat tegen luiheid en
werkschuwheid moest worden opgetreden, was
evenwel niet groot.
De armenzorginstellingen verstrekten slechts een
karige bedeling. De waarde ervan lag ver beneden
de in Alkmaar uitbetaalde minimumlonen. Louter
van een uitkering rondkomen was uitgesloten.
Armen moesten vaak een ware strijd leveren om te
overleven. In gezinnen van arbeiders dienden