Gevolgen van het beleg
Linksboven: Een gezicht
vanaf het Zevenhuizen in de
richting van de Grote Kerk.
De trapgevel rechts staat er
nog. is geheel gerestaureerd
en heet nu De Dertien
Balken. In het midden een
heel eenvoudige klokgevel.
G. Lamberts tekende dit
plaatje omstreeks 1825.
Rechtsboven: De
Herenstraatgetekend door
Crescent in 1802. Op de
achtergrond rechts de oude
Friese binnenpoort, die in
hetzelfde jaar werd
afgebroken. Links achter de
brugleuning is de Friese
buitenpoort te zien.
Midden: Joannes Blaeu was
in 1649 de uitgever van deze
plattegrond van Alkmaar.
De stad ligt geheel besloten
binnen de veilige wallen. De
bolwerken zijn duidelijk te
herkennen. Opvallend is het
rechthoekige
stratenpatroon. Alleen de
Oudegracht, als restant van
de oudere omwalling, en een
paar resten van natuurlijke
waterlopen of dijken
vertonen bochten. Links is
goed te zien hoe de Houten
zijn ontstaan als rijen
bomen, aangeplant langs de
verschillende wegen buiten
Alkmaar.
vis kopend op de markt, een paar trippen
(schoeisel) halend bij de schoenlapper of hun
vertier zoekend op de kermis, in de kroeg of in de
'Vrouwenstraat'. Bedrijvigheid was er in de stad
genoeg, maar het was niet zo dat iedereen zomaar
overal een bedrijf kon beginnen. Uit een oogpunt
van hinder of gevaar voor de omwonenden, vooral
brandgevaar, had het stadsbestuur bepaalde regels
vastgesteld. Zo mochten de bierstekers zich alleen
op het nieuw aangeplempte Veneedse Eiland
vestigen, om het aangevoerde bier uit grote vaten in
kleine vaatjes over te tappen.
Brandgevaarlijke bedrijfjes, zoals potten- en
tegelbakkerijen, werden zo ver mogelijk van de
woonhuizen vandaan gehouden. De meeste
ambachten werden uitgeoefend in het voorhuis van
het pand waar de ambachtsman zelf woonde.
Handelswaar werd opgeslagen op de zolders van
het eigen huis. Deze werkplaatsen waren dus niet
zo zeer bepalend voor het stadsbeeld als geheel. Dit
was wel het geval met de molens, die ter wille van
de vrije windvang hoog, liefst boven op de
stadswallen werden gezet. De houtzaag-, olie-, pel
en gortmolens gaven de stad een levendig profiel,
waardoor ook de schilderijen die een gezicht van
buitenaf op de stad weergeven, een bijzondere
bekoring krijgen. Dat bijna al deze molens
geleidelijk door brand of door sloop zijn verdwenen
is algemeen bekend, de tijd gaat ook voor de
Alkmaarders onstuitbaar verder. Alleen de
korenmolen van de familie Piet wist gelukkig de
tijden te trotseren.
De zestiende eeuw vond voor Alkmaar zijn
hoogtepunt in het 'grouwelyck' beleg door de
woeste horde van Spanjolen en hun verraderlijke
knechten in 1573.Toentertijd betekende dat grauwe
ellende, maar nu is het voor de Alkmaarders al 253