Ruimtegebrek
Stallingen voor buitenpoorters
Omstreeks 1800 werd het steeds drukker in de stad.
De boeren uit de omgeving die naar de markt
gingendeden dat met paard en wagen. Maar ook
veel rijkere Alkmaarders hadden rijtuigen. Er was
in de stad heel wat ruimte nodig om dit alles te
stallen.
Zo waren er onder meer stallingen en koetshuizen in
de Vrouwenstraat, de Koorstraat, de Laat en de
Lindegracht. Bij de Paardenmarkt was een stalling
voor koeien.
In onze tijd kwamen geleidelijk de fietsenstallingen
hiervoor in de plaats, waardoor sommige stegen bij
de buitenpoorters even goed bekend werden als de
winkelstraten. Eén van deze stegen heeft zijn naam
gegeven aan het overdekte winkelcentrum De Lange
Augustijn dat inmiddels at weer is verdwenen.
Links: De Breedstraat in
1789 getekend door
Crescent. In het midden
staat het gebouw van de
Garenmarkt uit 1687. Links
daarvan stond het gebouw
van de Latijnse School.
Links van de Grote Kerk is
nog juist de houten
klokketoren te zien.
Hiernaast op de
rechterpagina: De
Oudegracht met de
Brillesteegbrug, in 1796
getekend doorJ.A.
Crescent. Het dubbele
trapgeveltje in het midden is
nog terug te vinden, maar de
ruimte er achter heeft thans
een heel andere functie dan
woonhuis.
jarenlang een bron van feestvreugde en vertier.
Veranderde er veel aan het stadsbeeld door het
beleg? Waarschijnlijk niet, want zelfs de zwaarste
beschietingen door de Spaanse kanonnen (die
voornamelijk op de stadsmuren waren gericht)
zullen maar weinig schade hebben aangericht. Wel
vloog hier en daar een ijzeren kogel door een raam
of door het dak naar binnen, een vrouw of een kind
'doot slaende'maar dit is niet te vergelijken met de
verwoestingen door explosief materiaal waar we in
onze tijd aan zijn gewend geraakt.
Een direct gevolg van het beleg was wel, dat het
herstel en de voltooiing van de stadswallen met
verdubbelde kracht ter hand werd genomen.Tot in
het begin van de negentiende eeuw bleef de stad
Alkmaar vrijwel geheel besloten binnen deze
wallen, met slechts heel weinig verspreide
huizenbouw daarbuiten. Maar hun functie van
verdedigingsmiddel tegen aanvallers hebben de
wallen nooit meer hoeven uit te oefenen.
Een tweede belangrijk gevolg van het beleg was dat
de stad Alkmaar het waagrecht in 1581 in eigendom
kreeg en daardoor de inkomsten uit deze voor alle
handelaren verplichte weegmachine in eigen zak
kon steken. De voormalige kapel van het Heilige
Geest Gasthuis werd toen verbouwd en als
stadswaag in gebruik genomen. Een ruimte aan de
Mientzijde werd ingericht om de weegschalen op te
stellen. Een ander deel van het gebouw heeft nog
als vleeshal dienst gedaan en er is een lakenhal in
geweest. In 1599 werd de toren voltooid.
Als er één gebouw is dat tot op heden zijn stempel
heeft gedrukt op het Alkmaarse stadsbeeld, dan is
het wel deze WAAG, die de Alkmaarse VVV en
middenstand werkelijk wel met vier hoofdletters
mogen schrijven.
Ook voor Alkmaar werd de zeventiende eeuw een
periode van betrekkelijke bloei, al bleven grote
rijkdom en schrijnende armoede naast elkaar
bestaan. Werden in de Waag ook andere
koopmansgoederen gewogen, het belangrijkste was
en bleef toch de kaas, die in steeds grotere
hoeveelheden uit de hele omtrek werd aangevoerd.
Omstreeks 1600 was van het tegenwoordige
Waagplein nog maar heel weinig te zien, maar de
steeds toenemende stroom goederen maakte een
groter plein noodzakelijk. Reeds in 1605 sloopte
254 men een paar huizen om meer ruimte te krijgen en
hiermee ging men met tussenpozen door tot 1901.
Aardige oude huizen, zoals het Rad van Avontuur
en het Klompje Goud zijn hierdoor verdwenen,
evenals het zogenaamde Moordenaarssteegje.
De Waagtoren zelf kreeg een klokkenspel. Reeds in
1600 hingen er achttien klokken maar die bevielen
niet en in 1688 klonk voor het eerst het vrolijk
tinkelend geluid van een nieuw carillon, gemaakt
door Melchior de Haze te Antwerpen. De
katholieke Sint Laurenskerk veranderde in de
hervormde Grote Kerk, maar dit had meer
gevolgen voor het interieur dan voor het uiterlijke
beeld. Uit de kloosters werden de religieuzen
verdreven. De gebouwen werden gesloopt of voor
andere doeleinden, vooral als zieken- en
armenhuizen, gebruikt. Een deel van het stadhuis,
grenzend aan de Schoutenstraat, werd in 1694
verbouwd in de classicistische stijl van die tijd.
De eerste hofjes werden al in de zestiende eeuw
gesticht: het Huis van Zessen in de Schoutenstraat
Hierboven: De Vigilantie,
een pakhuis uit de 17de
eeuw, aan het
Verdronkenoord op de hoek
van de Zoutsteeg. De gevel
is te vergelijken met de rijke
grachtenhuizen die
Vmgboons in Amsterdam
bouwde. Het is het type van
de verhoogde halsgevel, rijk
versierd met natuurstenen
hoekvullingen, de
klauwstukken en de van
baksteen gemetselde
pilasters, platte zuilen, die
over meerdere verdiepingen
doorlopen. Het middelste
luik vertelt dat hier B. D.
Veer in turf en hout
handelde.