Schildersfamilie
Maerten van Heemskerck tussen 1539 en 1544. Het
was een enorm kunstwerk van bijna zes meter hoog
en acht meter breed. Vanzelfsprekend werd het
altaar beschilderd met bijbelse voorstellingen,
maar toch kon de schilder niet nalaten in één van de
voorstellingen zijn zelfportret op te nemen.Tevens
werden verschillende geldschieters op de
beschildering afgebeeld.Toen de Grote Kerk van
rooms-katholieke in hervormde handen overging,
werd het altaarstuk van Maerten van Heemskerck
uit het koor verwijderd. Het werd verkocht aan
Rusland, waar het echter nooit aankwam. Het
schip, waarmee het werd vervoerd, verging op de
Zweedse kust en het kunstwerk kwam in Zweedse
handen. De Zweedse koning schonk het altaarstuk
aan de lutherse dom van Linköping. Het
plaatselijke kerkbestuur wist volstrekt niet wie het
altaarstuk had gemaakt en van waar het afkomstig
was. In 1903 echter herkende een Zweedse
228 historicus het als het verloren gewaande Alkmaarse
Linksboven: De schilder
Caesar van Everdingen was
een veelzijdig schilder. Hij
maakte schuttersstukken,
portretten maar ook
historiestukken Het hier
afgebeelde schilderij 'Venus
en Amor' stelt de godin van
de liefde voor met haar
zoon. Venus kijkt ons aan en
houdt een appel in haar
hand, het symbool van
wellust. Amor heeft een
boog waarmee hij zijn
liefdespijlen afschiet. Hij
kijkt in een spiegel, het
symbool voor de leegheid
van het aardse bestaan.
Rechtsboven: Op dit
schuttersstuk van Caesar
van Everdingen uit 1641
staan de officieren van de
oude schutterij rondom een
tafel, waarop een ontwerp
ligt voor een vestingwerk.
Het verdedigen van de stad
tegen aanvallen van buitenaf
behoorde namelijk tot de
taken van de schutterij. Van
Everdingen heeft
geprobeerd om iedere
geportretteerde schutter zo
goed mogelijk tot zijn recht
te laten komen waardoor de
achterste officieren een
beetje vreemd boven de
voorste mannen uitkomen.
Midden: Vroeger werd
aangenomen dat dit kind het
zusje van de schilder Caesar
van Everdingen moest zijn.
Schieppeja werd op 14 april
1623 te Alkmaar gedoopt.
Op het schilderij geheel
links staat Aetatis suae IV2',
'op de leeftijd van anderhalf
jaar'. Aangezien ditportet
dus in 1625 werd gemaakt en
de schilder Caesar van
Everdingen toen pas acht
jaar oud was, is het nog
onduidelijk wie dit heeft
geschilderd.
meesterwerk. Momenteel geldt het Alkmaarse
altaarstuk als één van de topstukken uit het
Zweedse kunstbezit.
Eigenlijk is het een wonder dat de Grote Kerk ooit
is voltooid. De bouw heeft zo'n vijftig jaar geduurd
en stond onder leiding van vader en zoon
Keldermans uit Mechelen. Zij hebben alleen de
toren die ze hadden ontworpen niet meer kunnen
bouwen. Daar was geen geld meer voor. Alkmaar
was arm en de tijden waren roerig.
De stad had het al heel moeilijk gehad door de
opstand van het Kaas- en Broodvolk in 1492. Kort
nadat de kerk voltooid was, werd de stad in 1517
nog eens geplunderd door een bende Friezen en
Geldersen onder leiding van de roemruchte
zeeschuimer Grote Pier.
Veel hebben de kunstschatten te lijden gehad van
de Beeldenstorm van 1566 en het beleg van 1573.
Schilderijen, beelden, altaarstukken en
misgewaden waren vernield of verkocht. Het
kerkzilver was tijdens het beleg omgesmolten om er
noodgeld van te maken. Dit had allemaal diepe
indruk gemaakt. Schilders en graveurs maakten
schilderijen en prenten van deze gebeurtenissen.
Daarin gaven ze een beeld van de belangrijkste
momenten van het beleg: de aanval op de
zuidwestzijde van de stad vanuit Nieuwpoort en de
bestorming van de stadsmuur aan de noordoostzijde
tussen de Friesepoort en de Rootoren. De prenten
moeten in een vrij grote oplage zijn gedrukt en
verkocht. Zo speelde men in die dagen in op de
actualiteit.
In de zeventiende eeuw bloeide Alkmaar als nooit
te voren en werd het een marktplaats van betekenis.
Allicht, dat dat ook zijn invloed had op de kansen
voor kunstenaars om hier een bestaan op te
bouwen.Toch was er maar een enkele die hier
duurzaam woonde. De meesten kwamen, woonden
en werkten hier enkele jaren, en vertrokken weer
naar elders. In een kleine stad van zo'n zesduizend
inwoners was de markt voor kunst niet zo groot.
Toch waren er enkele deftige families die wel eens
opdracht tot het schilderen van één of meer
portretten gaven. Maar belangrijk waren vooral de
schutterijen, die bij oorlogsdreiging en oproer in
het geweer moesten komen. In Alkmaar waren er
twee. De 'adel' van die schutterijen (het corps
officieren) gaf soms opdracht tot het vervaardigen