Kerkportret
Boven: In het gewelf van het
koor van de Grote Kerk
bevindt zich een op eikehout
vervaardigde schildering
van Het Laatste Oordeel
door de Alkmaarse meester
Cornelis Buijs. Gelukkig is
dit bijna vijf eeuwen oude
kunstwerk bewaard
gebleven. A. Klasener
maakte er in 1885 deze
afbeelding van.
Midden: Dit kerkportret
hangt nog steeds in de Grote
Kerk. Vroeger stond er een
collectebus bij. De
gelovigen konden dan een
bijdrage voor de bouw
geven. Te weinig giften is er
vermoedelijk de oorzaak
van dat de kerktoren nooit is
gebouwd.
een veelheid aan opdrachten mee voor
kunstvaardige ambachtslieden. Een belangrijke rol
in de inrichting van de Grote Kerk vervulde de
Alkmaarse kunstschilder Cornelis Buys, die leefde
in de eerste helft van de zestiende eeuw.
Hij heeft het gewelf van het middenschip
beschilderd met de wapens van vooraanstaande
families. Die betaalden daarvoor een flinke som ten
behoeve van de kerkbouw.
Diezelfde Buys bracht in het gewelf van het koor
een voorstelling aan van Het Laatste Oordeel. Dat
was gewoonte in die dagen, want bij voortduring
moesten de gelovigen eraan worden herinnerd dat
Christus eens zou wederkeren, om de wereld te
richten. Dan zouden de zondaren naar de hel
worden gezonden en de vromen ten hemel varen.
Die voorstellingen waren in de loop der eeuwen
ontwikkeld tot huiveringwekkende visioenen en als
de kerkganger naar boven blikte dan kon hij zien
dat de hel geen pretje was.
Vandalisme uit overtuiging
Het beroemde schilderij 'De zeven werken van barmhartigheid'
was in 1582, een paar jaar na de Hervorming, bijna verloren
gegaan. In de nacht van 24 op 25 juni 1582 had een kerkmeester
van de protestantse Grote Kerk opdracht gegeven de deuren niet
af te sluiten. Iemand, die waarschijnlijk getipt was, maakte
hiervan gebruik en drong de kerk binnen. Hij smeerde de zeven
panelen - deze overblijfselen van de roomse dwaalleer - onder
met zwarte verf. Dit ging echter de andere kerkmeesters te ver en
ze lieten de verf weer verwijderen. De dader bleek bekend te zijn
en werd voor de rechtbank gedaagd. Hij werd echter niet
bestraft.
Al eerder was een zware aanslag op het schilderij gepleegd. Toen
deskundigen van het Rijksmuseum te Amsterdam in 1972 bezig
waren met een restauratie ontdekten ze dat al vóór 1582 zware
beschadigingen waren weggewerkt. Vermoedelijk tussen 1566,
het jaar van de beeldenstorm, en 1573 had een protestants
fanaticus het werk met een mes bewerkt. Hij had geprobeerd
gezichten en gewaden van rijken en geestelijken weg te schrapen
en was daarin gedeeltelijk geslaagd. Op sommige plekken was de
verf tot op de plamuurlaag verdwenen. Nergens had de vandaal
zich overigens aan de figuur van Christus vergrepen; zijn woede
keerde zich alleen tegen de rijken en de priesters. Tijdens de
restauratie van 1972 vond men zelfs de afgebroken punt van het
mes in het paneel terug.
Hiernaast op de
linkerpagina: Het derde
paneel van de Zeven Werken
van Barmhartigheid, 'het
kleden der naaktentoont
een man in een met bont
afgezet gewaad, die een
bedelaar kleedt in een veel te
grote mantel. Een vrouw en
man links geven andere
kleren aan arme lieden.
Ook hier slaat Christus op
de achtergrond het werk der
barmhartigheid gade. De
Meester van Alkmaar,
vermoedelijk Cornelis
Buijs, schilderde deze
panelen in 1504
(Rijksmuseum,
Amsterdam).
die op zijn atelier op inspiratie zat te wachten, was
toen nog niet uitgevonden. De inspiratie kwam al
werkende en de kwaliteit van het werk werd
bepaald door het vakmanschap van de meester.
Een belangrijk moment voor de Alkmaarse
kunstenaars was de bouw van de Grote of Sint-
Laurenskerk, waarmee in 1470 werd begonnen.
Voor de nieuwe kerk was heel veel nodig, want de
eredienst eiste een veelheid aan gewaden, aan
zilverwerk voor de misviering, aan schilderijen en
beelden. Dat gold voor de diensten aan het
hoogaltaar, maar ook voor die in de zijkapellen.
Adellijke families en gilden kregen in de zijkapellen
hun eigen altaren. De Grote Kerk kreeg ook fraaie
glas-in-loodramen, vensters die er nu niet meer
zijn.
De hele inrichting van de nieuwe kerk bracht dus