Schilders en ververs Linksboven: De in 1516 voltooide Sint Laurenskerk leverde voor de kunstenaars en ambachtslieden vee! werk op. Het kerkinterieur moest worden verfraaid met beelden, schilderijen, zilverwerk en glas-in-loodramen. Rechtsboven: De steenhouwers droegen ook hun steentje bij aan de versiering van de Grote Kerk. Hier bewerken ze opnieuw de natuursteen voor een raam in het dwarss chip tijdens de restauratie van de kerk. Alkmaarders echter heel anders tegen het werk van deze lieden aan. Wie wil schrijven over kunst in Alkmaar, kan tot ongeveer 1500 teruggaan, want van wat er daarvoor is gemaakt, is niets meer over. Dat is heel begrijpelijk. Een schilderij had in de middeleeuwen een heel andere functie dan nu. Het was een gebruiksvoorwerp, dat diende om iets over het geloof te vertellen. De meeste mensen konden toen niet lezen of schrijven en door middel van schilderijen liet men hun de belangrijkste momenten uit het lijden van Christus of uit een heiligenleven zien. Datzelfde geldt voor glas-in- loodramen. De voorstellingen, die daarin werden verwerkt, dienden eenzelfde doel: het geloof zichtbaar maken. Schilders waren dan ook niet erg vrij in de keuze van hun onderwerpen. Hen werd meestal precies verteld wat ze moesten uitbeelden. Geestelijken of andere opdrachtgevers die een kerk een kunstwerk wilden schenken, gaven niet alleen een onderwerp op, maar bepaalden vaak ook hoe het werkstuk er ongeveer moest uitzien. In elk geval moesten de voorstellingen in overeenstemming zijn met de leer van de kerk. Voor een wat groter stuk, zoals bijvoorbeeld een altaarschildering, werd vaak zelfs een heel 'programma' vastgesteld. Die programma's zijn echter maar zelden bewaard gebleven. Omdat schilders in de middeleeuwen als ambachtslieden werden beschouwd en niet als kunstenaars in onze moderne zin van het woord, waren ze lid van het plaatselijke schildersgilde. De schilders stonden dus op één lijn met huisschilders en glazenzetters. Daar bestond toen nog geen verzet tegen. Dat kwam later pas.Toen hadden de schilders ontdekt dat hun werk 'iets' had. Ze begonnen zich 'meer' te voelen dan de 'ververs' met wie ze traditiegetrouw in het zelfde gilde zaten. Huisschilders hadden natuurlijk werkplaatsen, maar kunstschilders hadden die ook. Binnen de beperkingen van de gilderegels werkten ze vaak met leerlingen en gezellen, die ondergeschikte delen van hun werk overnamen. De 'meester' legde doorgaans de laatste hand aan een schilderij en zette er zo zijn eigen stempel op. Maar het 'voorwerk' deden vaak de anderen. Zo was het mogelijk om met een beperkt aantal medewerkers 224 tot een vrij grote produktie te komen. De eenling

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 4