Aan de tand gevoeld Linksboven: In 1918 werd de Alkmaarse brandweer uitgebreid met een heuse slangenwagen. Die moest natuurlijk gedemonstreerd worden voor de fotograaf Dat gebeurde hier door de heren J. de Mooy, K. Pander en F.H. Ringers als de commandant. De lokatie is de hoek Oudegracht-Ridderstraat voor de winkel waar nu bedden worden verkocht. De brandweercommandant is overigens niet de fabrikant van de chocolade die achter hem werd verkocht, maar een eerzame aannemer. Rechtsboven: In 1904 vierde het brandweerkorps Burgerplicht het 25-jarig bestaan. Bij die gelegenheid gingen zij met z 'n allen en het vaandel op de foto. De achtergrond wordt gevormd door het gebouw van de Nieuwe Doelen. Op de voorste rij staat weer F.H. Ringers en ook in de rest van de groep staan nog twee heren Ringers. Midden: Misschien wel de bekendste brand na die van de Kapelkerk was die van 2 mei 1912, toen het schouwburggebouw Diligentia aan de Gedempte Nieuwesloot in vlammen opging. Fotograaf Blokker maakter er deze foto van. Diligentia zou in tegenstelling tot de Kapelkerk niet weer worden opgebouwd. Ter plaatse kwam een ingrijpende wijziging van het aloude stratenplan waardoor de Marktstraat ontstond. was de schutterij. De schutterij was een gezelschap, een gilde, waar aanvankelijk elk weerbaar manspersoon lid van moest zijn. Alkmaarders, jonger dan zestien jaar en ouder dan zestig jaar hoefden niet, evenals priesters en predikanten. Ook de doopsgezinden waren vrijgesteld, omdat zij uit religieuze overtuiging tegen geweld waren. De Alkmaarse voetboogschutterij werd in 1509 opgericht en koos Sint Joris als patroonheilige. Zij hadden de Oude Doelen, naast het tegenwoordige Stedelijk Museum, als verenigingsgebouw. Het Sint Sebastiaansgilde, dat in 1561 was opgericht, werd de jonge schutterij genoemd. De leden schoten met de handboog en kwamen bijeen in de Nieuwe Doelen, het gebouw waarin nu het museum is gevestigd. De schutters hadden tot taak de Alkmaarders 'te beschermen tegen alle Geweld, Oproeren Moedwil, 't zy van binnen of van buiten verwekt', aldus een reglement uit 1784. In die tijd konden de schutters dit echter al niet meer waarmaken. De schuttersgilden waren in de loop der eeuwen verworden tot gezelligheidsverenigingen, die slechts één keer per jaar bijeen kwamen. De meesten van de schutters konden niet eens de naam van hun chef noemen. Naast de schoutsdienaren, de rakkers, konden ook de burgers misdadigers in de kraag vatten en aan de schout overleveren. De kwaadwilligen werden in de kelders of hokken van het stadhuis opgesloten. Zware criminelen werden met de enkels in de ketenen, die ongeveer een meter lang waren, gezet en aan de muur vastgebonden teneinde ontsnapping tegen te gaan. De meeste gevangenen 'hokten' bijeen. De ernstige gevallen, die 'op de hals zaten', verbleven in een afzonderlijk hok. Eenmaal per dag werden zij gelucht. 205

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 9