Wakers bij nacht en ontij Linksboven: Uit 1821 dateert deze fraaie tekening van een stadsgedeelte dat van ouds tot de levendige plekjes van de stad behoorde, maar waarvan in het geheet niets meer is terug te vinden. J. de Ruyt maakte deze plaat van de Waterpoort, die stond in het verlengde van het Heilig Land. In 1821 is juist hier het Noordhollands Kanaal doorheen gebroken en moesten de poort en alle panden wijken voor het moderne transport. Naast de poort was een klein brandspuithuisje, goed gelegen vlak aan het water. Het zal geen overbodige luxe zijn geweest want er naast lag de grootste herberg van de stad, Het Hof van Holland en daarnaast een drukbeklante grutterij. Brandgevaar was zeker niet denkbeeldig. Rechtsboven: Een van de grote en nog niet vergeten branden vond plaats op 21 augustus 1760 toen de oude Kapelkerk aan de Laat in brand vloog. Omdat het zo 'n spectaculaire brand was, maakte de graveur S. Fokke er deze prent van die zeker ook in de wijde omgeving is verspreid. Hij zou er nu zeker een moderne persfotoprijs mee hebben gewonnen. Midden: Dat de verschillende vrijwillige brandweerkorpsen onderling weliswaar rivalen waren maar toch ook aan eikaars feesten deelnamen bewijst deze foto door C. van der Aa uit 1904. Het korps Burgerplicht staat bij het spuithuis aan de Laat opgesteld om het collega-korps Kracht en Vlugheid te begroeten. 's nachts in de winter. De klapwakers moesten redelijk hard opschieten om na een uur weer op tijd bij het wachthuis op de Vismarkt aan een nieuwe ronde te beginnen.Te laat bij het wachthuis, het Corps de Garde, aankomen, betekende een boete van drie stuivers. De nachtwacht moest op allerhande zaken attent zijn: of er ergens brand was, of een geval van straatschenderij, burengerucht, twisten en vechtpartijen, smokkel, inbraak of diefstal. Ze moesten de betrokken 'luyden' waarschuwen als er onraad was en de 'quaatdoeners' bij het Corps de Garde, de 'kortegaarde', afleveren. Alle straten, grachten, stegen en andere 'passages' moesten de klapwakers nauwkeurig in de gaten houden. Vanaf 1840 verliepen de routes niet meer volgens een vast patroon. Men had namelijk eindelijk in de gaten, dat het gespuis rekening hield met die vaste routes. Een andere organisatie die in Alkmaar voor rust en orde en de verdediging van de stad moest zorgen, zoals dat van burgemeester, maar men moest om dat te bereiken minstens twee jaar schepen zijn geweest. 'Zou ik voor de klepper vrezen?' Dit vers van Hieronymus van Alphen voert de gedachten terug naar de nacht- en klapwakers, die een stel kleppen (kleppers) bij zich droegen om in geval van nood hun collega's te kunnen waarschuwen. Niet alleen overdag, maar ook 's nachts waren de justitiedienaren actief. Een riskant vak, zeer zeker. Elke avond, zowel 's zomers als 's winters, dienden de klapwakers om negen uur op de Vismarkt te verschijnen. Een uur voordat hun nachtdienst begon. Om het uur sloegen de klapwakers op hun klap of klapper en riepen luid hoe laat het was. Dat ging, blijkens een ordonnantie uit 1764, door tot 204 drie uur 's nachts in de zomer en tot vier uur

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 8