Linksboven: 'Openbare werkenbehoorde tot de taak van de stadswerkers, die hun hoofdkwartier hadden in de stadswerf aan het eind van de Oudegracht. Op deze 18de-eeuwse tekening ligt het gebouw links in de verte. Rechtsboven: ln de tijd van de gasverlichting moesten de ongeveer 500 lantaarns met een lange stok 's avonds aangestoken en de volgende morgen weer gedoofd worden. De lantaarnopstekers staan hier op het terrein van de gemeentelijke gasfabriek aan de Gashouderstraat! Midden: Voor de komst van de gaslantaarns gebeurde de verlichting slechts door middel van een enkele lantaarn aan een hoge galgachtige paal, zoals hier bij de Friesepoort. Onder: Tot in het begin van onze eeuw was Willem Koning de stadsomroeper van Alkmaar. Daarnaast had hij een winkeltje op de hoek van de Oude Grachten het Groot Nieuwland. koning Filips II gelukt. In 1572 moest een Spaansgezinde schout worden vervangen en toen vroeg men aan de prins van Oranje, die toen nog stadhouder van de koning was, om een schout te kiezen. Hij had echter slechts de keus uit een door het stadsbestuur opgemaakte voordracht. Dat is toen zo gebeurd en de situatie is niet meer noemenswaardig veranderd tot 1795. De schouten werden voor drie jaar benoemd, maar waren steeds herbenoembaar zodat lange ambtstermijnen veel zijn voorgekomen. De schout bekleedde een riskante functie. Wanneer hij zich in het openbaar begaf, liet hij zich dan ook vergezellen van gewapende dienaren, 'rakkers' genaamd. Eén van hen liep rechts voor hem en voerde, als teken van waardigheid boven het hoofd van de schout een twee meter lange stok, de Roede van Justitie. De stok was het symbool van de gerechtigheid. In de vroegste tijden - later zou daar wat verbetering in komen - genoot de schout een minimaal salaris. Aanvulling daarop door middel van het in ontvangst nemen van fooien was hem niet toegestaan. Wel mocht hij een bijdrage in natura accepteren, bijvoorbeeld een haas of een konijn. Het salaris bestond voor een deel uit betaalde boetes en schikkingen, de zogenaamde 'composities'. De zeven uit de gegoede burgerij afkomstige schepenen vormden onder leiding van de schout de schepen- of rechtbank. Zij werden jaarlijks op kerstavond benoemd. In later tijd waren de schepenen meestal ook lid van de vroedschap. Hun taak beperkte zich niet tot de criminele rechtspraak. Twee schepenen waren bijvoorbeeld belast met de optekening van alle verkopen van onroerend goed en ook hadden zij te maken met de diverse belastingmaatregelen. Het ambt van schepen was dus veelomvattend en daardoor niet erg in trek. Het diende wel als opstapje voor meer begeerde ambten 203

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 7