Schout en schepenen bladzijde konden. In combinatie met de bouwwoede die de eerste helft van de zeventiende eeuw kenmerkte, werden hun rekeningboeken steeds omvangrijker. De burgemeesters meenden een bezuiniging te vinden door de uitgaven voor de stadsfabriek voortaan door de thesaurier te laten doen. Deze bracht echter eveneens schrijfloon per pagina in rekening en ontwikkelde dezelfde schrijfstijl als de fabriekmeesters. Het opvoeren van het schrijfloon bereikte in 1680 een hoogtepunt toen het rekeningboek van de thesaurier niet minder dan 2400 bladzijden besloeg! Ook daarin werd ingegrepen, maar de fabriekmeesters bleven problemen geven. In het begin van de achttiende eeuw, toen voldoende duidelijk was dat na de vette jaren van de Gouden Eeuw magere jaren waren aangebroken, kwamen er bezwaren tegen de declaraties van de fabriekmeesters. Zij brachten veel verteringen en reiskosten voor zich zelf in 202 rekening, maar lieten het eigenlijke werk door Linksboven: De thesaurier was de penningmeester van de stad die alle uitgaven en inkomsten nauwkeurig bijhield in grote registers. Een lange rij van deze dikke, in soepel perkament gebonden boeken vormt de kern van het stadsarchief Tussen 1532 en 1815 zijn de rekeningen bewaard gebleven. Omdat de thesaurier per pagina kreeg uitbetaald, werden zijn boeken steeds dikker. Rechtsboven: Een tekening van het Prinsenhof. Van het gebouw, op de plek waar nu het Hoge Huys staat, is helaas niets over gebleven. Het dankt zijn naam aan de bestemming als logeeradres voor de prinsen van Oranje, wanneer zij Alkmaar bezochten of passeerden. Het werd ook het Hof van Teylingen genoemd, waar onder meer de machtige Augustijn van Teylingen woonde. Hij was de eerste van deze grote familie die in Alkmaar kwam; in 1506 werd hij hier thesaurier. Het geslacht heeft na hem zeer veel bekende Alkmaarse figuren voortgebracht. Midden: Augustijn van Teylingen en zijn vrouw Josine van Egmond van de Nyenburg hebben zich omstreeks 1520 laten portretteren door Jacob Cornelisz. van Oostsanen, niet de minste van de kunstenaars uit zijn tijd. De portretten van deze zelfverzekerde mensen uit de overgang van de middeleeuwen naar de moderne tijd behoren tot de topstukken van het museum Boymans van Beuningen te Rotterdam. ondergeschikten doen. De burgemeesters hebben toen, in 1707, het fabriekschap opgeheven. Voortaan hielden zij zelf het toezicht in handen. Nadat het bestuur in handen van de burgemeesters en de raden was gekomen, beperkten de schout en schepenen zich voortaan tot de rechtspraak. De door de graaf benoemde schout had als vertegenwoordiger van de landsheer de taak wetsovertreders te vervolgen en straffen te eisen. Het schoutambt werd vanaf een gegeven moment door de graaf voor langere of kortere tijd verpacht, maar in 1454 kreeg Willem, heer van Egmond, het ambt voor hem en zijn nakomelingen voor vijftig jaren in leen. De vroedschap heeft wel geprobeerd invloed op de schoutsbenoeming te krijgen, doch dit is pas bij het begin van deTachtigjarige Oorlog tegen de Spaanse

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 6