Tien eeuwen Alkmaar,
de Alkmaarders en hun
bestuur en rechtspraak
Redactie en samenstelling: drs. Menno van der Laan, prof. dr. Leo Noordegraaf,
drs. GerritValk en Els van Vliet-Mak.
Tekst: Kees Komen, m.m.v. mr. J.H. Rombach.
Op de omslag: Het stadhuis
in 1860 toen het stadsbestuur
en de rechtbank nog in
hetzelfde gebouw zetelden.
De rechtbank tvns gevestigd
in het linker gedeelte. Dit
brandde in 1890 geheel uit.
wahrna een eigen
gerechtsgebouw elders werd
gebouwd. Het gehele
stadhuis kwam toen
beschikbaar voor het
gemeentebestuur en dat was
gelet op de groei van de stad
geen overbodige luxe.
Dit schilderij werd gemaakt
door de kunstenaar A.
Everse n.
Links: In de toren van het
stadhuis was tot 1936 het
politiebureau gevestigd. In
1880. toen deze foto werd
gemaakt, bestond het gehele
corps uit deze zes agenten
onder leiding van een
commissaris, die echter te
hoog was om op de foto te
komen.
Rechts: Op 18 februari 1914
liet de voltallige
gemeenteraad zich
fotograferen. In het midden
zit onder de toepasselijke
spreuk 'salus populi
suprema lex' (het heil van
het volk zij ons de hoogste
wetburgemeester G.
Ripping met rechts naast
hem de gemeentesecretaris
C.D. Donath.
Het jaar 1254 is voor Alkmaar heel belangrijk
geweest. Uit erkentelijkheid voor de steun die zij de
graaf van Holland, Willem II, hadden gegeven in
diens strijd tegen de Westfriezen, ontvingen de
Alkmaarders toen het zogenaamde stadsrecht.
Door deze schenking werd het dorp stad en zo kon
voortaan worden geprofiteerd van allerlei
voorrechten op het terrein van bestuur, wetgeving
en rechtspraak. Vooral de mogelijkheden om
voortaan zelf geweld, bedrog, diefstal en heling te
bestrijden zal de burgers, die poorters werden
genoemd, hebben aangesproken. De regels die het
stadsrecht tegen dergelijke overtredingen noemt,
logen er niet om. Stond er bijvoorbeeld op het
dragen van een mes al een hoge boete, het
verwonden van een ander kostte de messentrekker
een hand. Stak hij iemand dood, dan wachtte hem
de doodstraf. Verkrachters moesten, als hun schuld
overtuigend was aangetoond, worden onthoofd.
De vechtersbaas zou, zo luidt artikel 18 van het
stadsrecht, verliezen 'hoeft om hoeft, oeghe om
oeghe ende ghelike lit om ghelike lit van sinen
eyghen lichame'. Het stadsrecht bood ook
voordelen die de Alkmaarders in de beurs voelden.
Als eerste privilege gold dat zij voortaan nergens in
het graafschap Holland meer tol hoefden te betalen
De historische betekenis van het stadsrecht ligt in
het feit dat er een eigen bestuur mocht worden
gevormd, dat zeer zelfstandig kon regeren.
Voortaan had de stad de bevoegdheid om allerlei
voorschriften uit te vaardigen en de naleving
daarvan af te dwingen. De graaf droeg zo een deel
van zijn macht en gezag aan de stedelijke regeerders
over. Zijn invloed nam hoe langer hoe meer af ten
gunste van de eigen stedelijke wetgeving.
Deze vond in de loop van de tijd zijn neerslag in
honderden keuren, ordonnanties, reglementen en
instructies die, hoe ze ook werden genoemd, alle
gemeen hadden dat zij 'recht' ofwel dwingende
regels bevatten waaraan alle Alkmaarders en
199
Ml«o
iffiq* **M0KW