Linksboven: In 1879 werden in de vensters van de polderkamer in het stadhuis kleine gebrandschilderde wapenschildjes van de belangrijkste Alkmaarse regeringsgeslachten aangebracht. De tekenaar R. E.J. Roeterink maakte de aquarellen en de glazenier J. Gobelion voerde de ruitjes uit. Het wapen Van Foreest voerde de tekst: 'Mr Nanning van Foreestraad en pensionaris, Jan van Foreest adjunct burgemeester, 1573'. Dit jaartal slaat op het beleg van Alkmaar waarvan burgemeester Nanning van Foreest een ooggetuigeverslag schreef. 206 In de gevangenis in het stadhuis vormden water en brood het totale menu. Sommige delinquenten werden 'in het gat gehaald', dat wil zeggen met de voeten gebonden, ofwel in de 'dievenput' gezet. Wat een verschrikkelijke vorm van mishandeling moet dat zijn geweest. Het moreel van de betrokkene was vaak voordien al gebroken, omdat hij bij wijze van voorlopige hechtenis in de 'Boere- of burgergijselkamer' werd ondergebracht, wat ook al geen pretje was. Wie niet direct bekende, werd stevig onder handen genomen. Een effectief middel tot het afdwingen van bekentenissen was het 'examen', het bij herhaling stellen van een reeks gerichte vragen. Tijdens de gevangenschap werd de verdachte alvast door de schoutsdienaren aan de tand gevoeld, bij wijze van spreken een gerechtelijk vooronderzoek, al zal dat veelal op z'n janboerenfluitjes zijn verlopen. Binnen vier dagen na de arrestatie diende het officiële verhoor, het examen, plaats te hebben. Het verhoor geschiedde door de schout in aanwezigheid van een aantal schepenen, bij belangrijke zaken door de gehele schepenbank. Bekentenissen werden opgetekend in de 'confessieboeken'. Verliep zo'n examen onbevredigend, wilde de verdachte niet bekennen of hield hij informatie achter, dan volgde een herhaling. In Alkmaar gebeurde dit tot negen maal toe. Meestal waren twee of drie examinaties voldoende. Soms echter ging men over tot een 'scherpe ondervraging' in de pijnkamer. Pijniging was alleen toegestaan als een verdachte op heterdaad was betrapt.Te goeder naam en faam bekend staande burgers mochten niet aan de pijnbank worden blootgesteld. Zonder een bekentenis konden geen lijfstraffen worden uitgedeeld. Hardnekkig blijven ontkennen, leverde de verdachte vaak het voordeel op dat hij aan een geseling ontkwam. Overigens werd lang niet in alle gevallen een bekentenis zonder meer als Rechtsboven: In de schepenkamer van het stadhuis, waar recht werd gesproken, hingen drie grote schilderijen die door Claes Jansz. van der Heek aan het begin van de 17de eeuw waren geschilderd. Ze hadden alle een beroemde rechtspraak tot onderwerp. Eén ervan ging over graaf Willem III die recht doet over de baljuw van Zuid-Holland die een arme boer zijn beste koe had ontstolen. De graaf overhandigt vanaf zijn ziekbed het zwaard der gerechtigheid aan de beul om de stelende baljuw te onthoofden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 10