Het Langedijker oproer
schepen, één voor goederen en één voor passagiers.
Voor de laatsten stond er in Schagerbrug een koets
gereed om hen verder naar Den Helder te
vervoeren. In 1841 werd de verbinding uitgebreid;
er kwam een geregelde trekvaart tussen Alkmaar,
de Zijpe en Den Helder. Drie maal per dag voer er
een schuit heen en terug. Ook naar andere grote
steden kwamen er in de achttiende eeuw
veerdiensten. Zo waren er geregelde diensten op
Den Haag, Rotterdam en Haarlem. Verder was
Alkmaar voor bijna alle dorpen in de omgeving
goed bereikbaar. Tot ver in de twintigste eeuw
voeren schippers met hun goederen naar de
Alkmaarse markt. Ze legden aan in de
stadsgrachten, vooral het Luttik Oudorp, de
Zijdam en deVoordam.Tot aan de Eerste
Wereldoorlog waren de schepen hoofdzakelijk
jaagschuiten, dat zijn schepen die met behulp van
een zogenaamde jaaglijn door paarden werden
188 voortgetrokken. Later kwamen er steeds meer
Linksboven: Op deze
gevelsteen in het pand
Kraanbuurt 2 is de Kraan
afgebeeld die zich vroeger in
dit stadsdeel bevond. Met
deze Kraan, die door
mensen in een tredmolen
werd voortbewogen,
werden goederen in en uit de
schepen geladen.
Rechtsboven: Op een
strategisch punt aan de
Bierkade, goed zichtbaar
voor schepen die via het
Noordhollands Kanaal
Alkmaar binnenvaren, staat
nog steeds de uit 1622
daterende Accijnstoren.
Hier moesten schippers tot
ver in de vorige eeuw
belasting betalen voor
produkten die zij de stad
binnen wilden voeren. Op
deze tekening van C. W.
Bruinvis uit 1843 is rechts
van de toren nog de Kraan te
zien, die daar in 1825 werd
geplaatst om in 1842 weer te
verdwijnen. Alkmaar had te
optimistische verwachtingen
gehad van de aanleg van het
Noordhollands Kanaal. De
aanvoer van goederen
stagneerde zelfs en deze
splinternieuwe kraan had
nauwelijks iets te doen.
Om het steeds drukker
wordende landverkeer meer
ruimte te geven, werd de
Accijnstoren in 1924 in zijn
geheel enkele meters
verrold, zoals op een
ingemetselde steen is te
lezen.
Midden: Ook handelaren
die over land Alkmaar
binnenkwamen moesten
belasting op hun
handelswaar betalen. Bij de
stadspoorten waren voor dit
doel accijnshuisjes
neergezet. Op deze litho uit
1862 is het accijnshuisje bij
de Geester- of Bergerpoort
te zien. Toen deze vorm van
belasting in 1866 werd
afgeschaft, verdwenen de
poorten en accijnshuizen
geleidelijk uit het stadsbeeld.
motorvrachtschepen en stoomboten. In de jaren
veertig verdwenen de marktschuiten langzaam
maar zeker, om plaats te maken voor een steeds
drukker wordend vrachtwagenverkeer. De
veerdiensten waren omstreeks 1865 al opgeheven.
Behalve het verkeer over land, dat steeds
belangrijker werd, droeg ook de aanleg van het
Noordhollands Kanaal in 1824 bij aan de opheffing
van deze diensten. Grote schepen konden Alkmaar
nu voorbijvaren en direct doorgaan naar
Amsterdam.
Hoe belangrijk de vaarten behalve voor Alkmaar
ook voor het omringende platteland waren, blijkt
wel uit een geruchtmakend incident in 1626. In dit
jaar ontstond er grote onrust onder de bewoners
van Langedijk. Op last van het Alkmaarse
stadsbestuur was er namelijk een begin gemaakt