DEUGD EN VERMAAK.
Deugd en vermaak
IIET TON HELMINNEND OENOODSGHAP
onder de Zinspreuk:
opgericht binnen
ALKMAAR den XXII APRIL MDCCXC.
Linksboven: Het
toneelminnend genootschap
onder de zinspreuk 'Deugd
en Vermaak' van 22 april
1790 gaf alle leden een
dergelijk fraai diploma. Om
lid te worden, moest men
zich aan de zogenaamde
ballotage onderwerpen, dat
wil zeggen dat de secretaris
rondging met een schaal
witte en zwarte bonen en dat
de leden door het werpen
van een witte voor) of
zwarte (tegen) boon in een
collectezakje te kennen
gaven of het kandidaat-lid
kon worden toegelaten.
Rechtsboven: De oude
rederijkerskamer Bilderdijk
was in 1863 bij gebrek aan
belangstelling teniet gegaan,
maar na vijf jaar volgde de
oprichting onder dezelfde
naam van een echte
toneelvereniging. De foto
van omstreeks 1890 toont de
leden van Bilderdijk 11 die
gekleed zijn voor één van
hun voorstellingen.
Rechts: De leden van
Bilderdijk in hun normale
kleding rond het vaandel
van hun toneelvereniging,
die tot in de jaren dertig
heeft bestaan.
schoolopleiding, maar met een veelzijdige
belangstelling moest Eikelenberg zijn eigen weg
vinden. In zijn beroep als borstelmaker vond hij
geen bevrediging en een carrière als kunstschilder
bracht niet het gehoopte succes. Het was dus een
uitkomst voor hem toen hij werd aangesteld als
opzichter der stedelijke gebouwen. Deze functie
stelde hem in staat zich aan zijn liefhebberijen te
blijven wijden. Hij hervatte zijn onderzoek naar de
stadsgeschiedenis en kreeg daarvoor medewerking
van de Alkmaarse regenten.
De Alkmaarse stadskroniek is door Eikelenberg
niet voltooid. Slechts het deel dat de Alkmaarse
historie tot 1300 behandelt, is van zijn hand
verschenen. Het vervolg, tot 1600, is later door
Gijsbert Boomkamp, ook een man die van alle
markten thuis was, uitgegeven.
Dat het aan officiële ondersteuning van culturele
activiteiten niet ontbrak, bewijst ook het
aanvaarden door de burgemeesters van boeken die
aan hen waren opgedragen. De soms wel erg
vleiende woorden waarmee dit gebeurde, moesten
de invloedrijke heren gunstig stemmen, zodat ze
een bijdrage uit de stadskas zouden geven. Op deze
wijze werd ook de librije, de stedelijke bibliotheek,
uitgebreid. De librije was gevestigd in een kamer in
de Grote Kerk. Hier lagen de boeken aan een
ketting, zodat ze niet gestolen konden worden. Vier
maal per jaar werden ze door de rector van de
Latijnse School geïnspecteerd.
Een bloeiend toneelleven heeft Alkmaar in de
zeventiende en achttiende eeuw niet gekend. De
machtige kerkeraad keerde zich tegen dit werelds
vermaak. Vóór de hervorming hield de
rederijkerskamer, een literaire club, zich met toneel
bezig. In 1527 kregen de Alkmaarse rederijkers
acht stuivers beloning omdat ze tijdens de processie