Latijnse School
ifonul bila qjar'clis Atnoyrtr'
memot-'ucfir lUnCper'euuirY
ri oeiQCTum aan
>JccnejttjcoMtur
Air S^Lcrcoq
Papengilde wel het meest in het oog sprong. Dit
gilde was een gezelschap van geleerde en hoog in
aanzien staande mannen. De kostbaarheden die de
gildebroeders bezaten, leenden zij ook wel uit aan
gilden die financieel minder waren gezegend en hun
altaren niet zo rijk konden versieren.Tot de
bezittingen van de 'Papen' behoorden tevens de
'bonte vederen' waarmee de kinderen bij de doop
ter kerke werden gebracht.
Toen op winst beluste lieden ook dergelijke veren
gingen verhuren en de inkomsten die het gilde
daaruit kreeg, terug liepen, trokken ze aan de bel.
Gelukkig voor hen kregen ze het alleenrecht om
met hun veren de pasgeborenen in de kerk te
brengen.
Na Alkmaars beleg in 1573 en de overname van de
kerk door de protestanten verdween het
Papengilde. De inkomsten uit zijn bezittingen
152 kwamen voortaan aan de Latijnse School.
Belangrijk voor het culturele leven was het
onderwijs. In Alkmaar werd dat aanvankelijk
uitsluitend gegeven in de Latijnse School, de
voorloper van het gymnasium. In het begin was zij
niet meer dan een onbetekenende parochieschool,
waar het leren zingen ten behoeve van de
kerkdiensten centraal stond. De intellectuele
vorming van de leerlingen stond op een laag pitje.
Rond 1500 veranderde dat. Er kwamen betere
leraren en het onderwijs werd naar een hoger
niveau getild. Het uitstralingseffect op de
Alkmaarse samenleving was groot. Doordat er
schoolmeesters uit andere grote steden werden
aangesteld, kwam het kleine Alkmaar in aanraking
met de wijde wereld van de moderne wetenschap.
Zo kwam vlak voor 1500 Anthonius de Vrije vanuit
Westfalen als leraar naar Alkmaar. De beroemdste
rector van de Latijnse School, Murmellius, kwam
Linksboven: De abdij van
Egmond was in de
middeleeuwen het
cultuurcentrum bij uitstek in
Noord-Holland. Daarbij
behoorde vanzelfsprekend
een boekerij waar de
monniken hun kostbare
boeken bewaarden en ook
versierden. Hoe de 19de-
eeuwse schilder Johannes
Bosboom zich voorstelde
dat de bibliotheek van
Egmond er omstreeks het
jaar 1200 uitzag, zien we
hier.
Rechtsboven: Eén van de
grootste kunstschatten die
van de abdij van Egmond is
overgebleven is het
'evangeliarium van
Egmond'. Het dateert van
omstreeks 900 en bevat de
evangeliegedeelten die bij de
kerkelijke vieringen werden
gelezen. Het Egmondse
boek is aan de abdij
geschonken door de stichter
van het klooster, graaf
Dirk II van Holland en zijn
vrouw Hildegard. Zij lieten
zichzelf er in afbeelden
terwijl zij het boek
overhandigen. Het boek
bevat vele van deze in
prachtige pasteltinten
uitgevoerde illustraties. Zij
zijn omstreeks 1900 door de
Alkmaarse archivaris
C. W. Bruinvis zorgvuldig
nagetekend.
Midden: 'Twee figuren op
weg naar een boerenwoning
passeren de abdijruïne', zo
heet deze tekening van een
anonieme kunstenaar uit de
19de eeuw. Zij laat het trieste
lot zien van de eens zo
machtige abdij van
Egmond.
Hiernaast op de
rechterpagina: Hoe de abdij
van Egmond er uit moet
hebben gezien toen hij nóg
'in welstand' verkeerde,
toont deze gravure door
J. Schijnvoet.