Margaretha Maclaine Pont Spin in het web k'A s - -- -V--V Linksboven: Het Stedelijk Museum aan de Breedstraat op een foto van omstreeks 1924. Van 1875 tot 1967 huisde het in de voormalige Garenmarkt. Ook de buitengevel had zoals te zien is een museale functie: door sloop van oude panden vrijgekomen gevelstenen werden daar ingemetseld. Rechtsboven: Naast het museum kwam op de hoek van de Breedstraat en de Schoutenstraat in 1909 een aanbouw in de renaissance stijl tot stand. Hierin is toen een in 17de-eeuwse stijl ingerichte kamer ontworpen ter ere van de 80ste verjaardag van de archivaris C.W. Bruinvis. Op 3 april 1851 trouwden ze en vestigden zich kort daarna in Den Haag. Behalve Truitje Toussaint en Willem Hofdijk kende Alkmaar nog vele anderen die in hun tijd door literair werk bekend waren. De meesten zijn wel terecht vergeten, maar zij hebben toch gezorgd voor een opgewekt cultureel leven dat bovendien niet beperkt bleef tot de bovenlaag van de bevolking. Iemand als de zadelmaker Jan Krabbendam heeft met zijn lange historische romans zeker een groot lezerspubliek bereikt. Tot de elite van de stad hoorde Margaretha Wijnanda Maclaine Pont, die leefde van 1852 tot 1928. Zij was de dochter van de bekende burgemeester A. Maclaine Pont, die een halve eeuw lang de gemeenteraad met straffe hand leidde. Maclaine Pont was zeker niet blij toen zijn dochter schrijfneigingen vertoonde. Hij wist haar nog zo ver te krijgen haar eerste echte studie, over de herkomst van sprookjes, onder de schuilnaam D(aisy) van Hasseld te publiceren, 'teneinde de naam die ook anderen droegen niet bloot te stellen aan een mogelijk fiasco'. Net als mevrouw Bosboom maakte Margaretha Maclaine Pont altijd veel werk van historisch onderzoek. Voor haar roman 'Een Alkmaarse Burgemeesters-dochter' bestudeerde zij het gemeentearchief. Het boek behandelt de romantische geschiedenis van een dochter van de Alkmaarse burgemeester De Dieu. Deze koos in de strijd tussen de patriotten en prinsgezinden tegen de wil van haar vader de zijde van een prinsgezinde jongeman. Eigen ervaringen zullen Margaretha bij het schrijven aan deze sleutelroman voor ogen hebben gestaan. Een keerpunt in haar leven vond zij toen zij in 1873 de bekende vrouwenvoorvechtster Mina Kruseman hoorde voorlezen uit het boek 'De Zusters'. Sindsdien voelde de burgemeestersdochter dat ook zij een roeping had het lot van vrouwen te helpen verbeteren die in het huishouden of het huwelijk waren vastgelopen. Zij bleef schrijven, nu onder eigen naam, maar haar gedachten gingen uit naar een eigen toekomst. Ze zei: 'Ik verlang er naar iets moeilijkste doen, ik ben bang vooreen ledig leven'. Leeg is haar leven niet geworden en moeilijk werk heeft ze zeker gedaan. Ze werd directrice van een voor die tijd heel moderne inrichting van ds. Heldring in Zetten, waar 'gevallen meisjes' werden opgevangen. In de vorige eeuw waren historische romans bijzonder populair. Er ontstond ook een toenemende belangstelling voor onderzoek in de oorspronkelijke papieren in archieven en bibliotheken. Eerst waren het balladen over jonkvrouwen over wie Hofdijk graag schreef. Later werden het de opstand tegen Spanje en de daaropvolgende Gouden Eeuw die de harten sneller deden kloppen. Iedere stad had zo zijn mensen bij wie de geschiedenis de verbeelding prikkelde. In Alkmaar was dat bij uitstek Cornelis Willem Bruinvis (1829-1922), de eerste gemeentearchivaris. Hij was echter veel meer dan dat. Als apothekerszoon werd hij opgeleid voor dat vak, maar hij is er nauwelijks in werkzaam geweest. 169

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 21