Kafféklatschen
moesten tien gulden betalen. Na toetreding moest
ieder lid jaarlijks een gulden in de gildebus storten.
De beste schilder van Alkmaar, zoals J.P. van
Horstok zichzelf terecht noemde, weigerde in 1790
beslist lid te worden van het Lucasgilde. Het werd
naar zijn mening geheel overheerst door de
huisschilders en de rest bestond volgens hem uit
'onaardige brodders'. Hij voelde zich door de
gildedwang in zijn artistieke vrijheid beknot.
Anders dan in de middeleeuwen en in de zestiende
en zeventiende eeuw voelden kunstschilders als Van
Horstok zich geen ambachtslieden meer die men op
één lijn kon stellen met gewone 'ververs'.
Hun werk mocht niet worden vergeleken met huis-,
tuin- en keukengeverf. Dientengevolge wilden de
kunstenaars niet met ambachtsbazen in één gilde
zitten en zich aan hun voorschriften en regels
houden. Van Horstoks weigering is karakteristiek
162 voor de veranderende verhouding tussen ambacht,
kunstbedrijf en samenleving die zich in de
achttiende eeuw openbaarde. Kunst werd meer en
meer als iets bijzonders gezien dat zich van
ambachtelijk werk onderscheidde en dat slechts
door enkele begaafde lieden kon worden gemaakt.
De kunstenaar meende dan ook recht te hebben op
een bijzondere waardering uit de samenleving en,
het moet worden gezegd, al in de negentiende eeuw
is hij goeddeels in die opzet geslaagd.
Het Sint Lucasgilde was toen al opgeheven. In de
tijd van Van Horstok had het nauwelijks nog
betekenis en in de Franse Tijd kwam, net als voor
alle andere gilden, het einde.
In de vorige eeuw kregen de schilders de vrijheid
die ze zo graag wilden. Het stadsbestuur bemoeide
zich niet meer met hen. Wel zag men het belang in
van goed tekenonderwijs. Koning Willem I
Linksboven: 'Tijdgenoten
vonden de Alkmaarder
Pieter Plas (1810-1853) een
belangrijk schilder, een
vermaard kunstenaar. Maar
in onze dagen kijkt men
nauwelijks meer naar zijn
werk om'. Zo begint een
poging tot kritische
herwaardering in 1977. Het
moest helaas bij de poging
blijven en Pieter Plas komt
terecht niet in de grote
kunsthistorische
handboeken voor. En toch
mogen we hem niet vergeten
in het kader van de
Alkmaarders en hun
culturele leven, want daarop
heeft hij wel degelijk invloed
gehad. Dit zelfportret
schilderde hij in 1835.
Rechtsboven: Voor de
liefhebbers van het tekenen
en schilderen werd in 1831
het tekengenootschap Kunst
Zij Ons Doel opgericht. Dit
gezelschap trok bekende
plaatselijke kunstenaars
zoals Pieter Plas en B. G. ten
Berge als directeur aan. Na
hen heeft de stadsteken-
meester M.J. Stucki deze
functie lange tijd vervuld.
Hij was zelf een bekwaam
aquarellist. Na hem kwam
J. Cock die eveneens de
kunst goed verstond en
bovendien de leden wist te
motiveren door het
organiseren van
tentoonstellingen. De
zelfwerkzaamheid op de
wekelijkse oefenavonden in
een zaal van de Doelen bleef
de hoofdzaak. Hier zien we
zo'n tekenles in het jaar
1905.
Midden: Een voorbeeld van
het genre waarin de schilder
Pieter Plas het meeste heeft
bereikt. Landschappen met
vee, voornamelijk schapen
en koeien, waren zijn
specialiteit.